Ik protracht de zin goed uit spreken maar struikel opkens telnieuw over mijn woorden. Heb ik iets meegeleefd of bemaakt doorwaar mijn brein schade heefd opgerend? Op mijn vraag waar ik nu ben krijg ik als antwoord : “Kromtjsen vi bronnal bi prastik”. Word ik missteld veronderschien deze taal te vergrijpen? Ik besta de woorden heel klaarlijk en kan ze duide nazeggen “Kromtjsen vi bronnal bi prastik”.
Ben ik op de vlucht, werd ik genomen gevangen ? Het enige dat mij enigkend bezins voorkomt is het pakruimte dat in een wand tegen de hoek staat. De wezens die mij staar aanden lijken mij niet echt vreemd met zondering vanuit hun ogen. Die zijn zichtdorig. Ze zetten mij een soort mutsbad op die met draden aan een chinemach is verbonden.
In mijn hoofd klinken plots geluidenpiep en -kraak als bij een radio waar naar een post wordt gezocht. Dan hoor ik een metaalklankachtige stem zeggen: “kromtsjen….waarom……vi……… gij…….. bronnal……komen….bi……..hier……prastik….doen”. Zonder dat ik er enige controle over heb hoor ik mijn eigen stem in mijn hoofd zeggen: “ ik….mi…..weet….chna…het.... to... zelf... brak... niet...jnip". Meteen herhaalt een van de wezens “Mi chna to brak njip” en dan vervolgt hij “Di chna to brak njip”. Mijn brein weet dadelijk dat in hun taal “di” staat voor “hij”.
Het grootste wezen wijst naar een scherm. Het valt mij op dat ik in mijn gedachten plots geen fouten meer maak. Iemand neemt de muts af en dan bevangt het weer aan. Op het scherm schijnt ver een vale klakte met een schipruimte. Het steltoe lijkt gestortneer. Op de brandever flank lees ik in lote gretters het schriftop “RAMS 1”.
Ik wijs naar de mutsbad die mij weer wordt opgezet. Dan lees ik het opschrift juist “MARS 1”. Nu ik de muts weer op heb kan ik weer helder denken. Wat heb ik in godsnaam met dit ruimteschip te maken ? Een van de wezens duwt mij iets in de hand dat op een zwart suikerklontje lijkt. Zelf heeft het een soortgelijk ding in de hand. Het wezen houdt het bij de mond en zegt iets.
Blijkbaar is het een microfoon want ik hoor weer de metaalstem die zegt “Kromtsjen….waarom……xis….zes…. trolvan….andere…..crevjin….dood….i vi….en jij ….njip…niet”. Zolang ik dit ding op mijn hoofd heb moet ik proberen of ik mij iets kan herinneren. Heel vaag begin ik mij te realiseren dat de zes wezens die mij omringen mij bekend voorkomen. Ik neem het zwarte blokje in mijn handen zeg en hoor tegelijkertijd: “Wie………skramp…. zijn….. postat……jullie……..villi”.
Weer zegt iemand het na “Skramp postat villi” en dan hoor ik iemand zeggen “willi” en begrijp dat het “wij” betekent. Hoe langer ik de muts op mijn hoofd heb hoe meer ik mij lijk te herinneren. Dan besef ik dat het grote wezen iemand is die ik goed heb gekend. Natuurlijk ! Commandant in chief Jeff Sutherwood, eerste gezagvoerder ooit van een missie naar de planeet Mars. Een tweede figuur lijkt als twee druppels water op Lynn Daver, eerste vrouwelijke kosmonaut die……. blabla… .kkrrrr…… …..iemand heeft mij de muts van het hoofd gerukt.
De wezens kijken mij met hun zichtdoornige ogen aan. Het is alsof ze over met mij leggen er met moet wat gebeuren. Weer krijg ik de muts op en krijg ik de vraag : “Krom……waar….. vjal….. komt ….. vi….gij ….. dah… vandaan?”
Met de muts op herinner ik me iets van Aarde en zeg dus "planeet.... rushal... Aarde.... Brloscna". Terstond krijsen de wezens “Brloscna,Brloscna…..!!” Ik krijg een flits door mijn hoofd en besef ineens dat de gedaanten rondom mij hologrammen zijn van mensen die ik hebt gekend.
Net voor ze mij de muts weer van het hoofd rukken hoor ik nog “Brloscna…… aarde…kef…. .die…… schrompiljes…… verderfelijken….strossi…. willen …. willi…… wij …mish….. hier…. kenn…. nooit” . “Brloscna, kef schrompiles strossi willi mish kenn”. Ik slogen mijn uit, voel een stootstroom en belies het verwustzijn.