Gent, wo bist du bleiben ?
Ode, Poezieke en verhoalijnkskes
Woar es da Gent na ?
Van de Frithoer op ‘t Zuid
Dé stoverij
Van ’t Keetje
Duvel, ongefilterd van ’t vat
Van Den Amber
Nachtvlinders nooit daglicht
Van ‘t Kelderke
Spaghetti early in the morning
Van De Rialto en den Bèr
Copie conforme van Fernandel
Van zijn juke box
Drie plaakskes voor vijf frank
Woar es maan Gent na ?
De Vrijdagmarkt, verdwaasd
Ontmoeting, onverwacht
Liefde, levenslang
Stad, stoet
Stoepen, straat van glas
Boten, bruggen
Torens, telkens terug
Verlaten, verloren
Verkocht
Op de Kuiperskaai rond ten elve tsoavends
Zij : Azijnzieker, achterwoarstige blageur!
Een passant tegen hem : Wadest Tsiepmuile, zit uw koeketiene in ’t slameur?
Zij weer : Bruudruuster, Blaffetuure, Bloedsossietse!
Nu hij : Pekelteeve met uw tsoepen en tsoesplekke!
De passant tegen hem : Lot ze zitten met heur eerweten en petoaters
Hij tegen haar : Ge keun mijn uure kusse
Hij tegen de passant : Kom, we goan ziere tuuptegoare een peintse pakke!
Van ’t stroate upgeroapt …(*)
In het herenhuis in Gent was ons kot een druk bezochte plaats.
Er waren nog andere koten in huis, maar op de derde verdieping stak het onze boven alles uit, omdat men er van de derde verdieping haast de complete Sint Pieters-nieuwstraat kon overzien: van café “het Hoeveke” tot aan het wereldvermaarde “Keetje”.
Zelf afkomstig uit het al te bronsgroene Limburg en het dorpsleven grondig beu, bleef ik tijdens het weekeinde meestal in de stad. Mijn kotmaten, voor het merendeel Westvlamingen (les extrêmes se touchent) gingen wél huiswaarts. Ze moesten er dan meestal de stallen kuisen, wat ik ooit tijdens een uitnodiging ergens "ten huize van" aan den lijve mocht ondervinden en vooral ruiken !!
’s Maandags werd het kot dan volgestouwd met vers gewassen ondergoed én vers gebakken wafels van “moedere”. Deze wafels werden al eens vergeten in de kast en als ze inmiddels beenhard werden teruggevonden, werd er een wedstrijd georganiseerd.
De wafels dienden als projectiel en de wedstrijd bestond er in ze drie verdiepingen lager in de stadsvuilbak aan de overkant van de straat te mikken.
Als menig wafel in brokken nààst de vuilbak was beland, werd besloten het boeltje beneden te gaan opruimen (wij waren écolo’s avant-la-lettre). Maar, wie daagde dan plots op? Onze straatclochard die glunderend al de wafels (zowel deze in als naast de vuilbak) gretig in zijn plastic graaizak deponeerde.
Wij namen ons voor om hem bij de eerstvolgende gelegenheid een pak verse wafels aan te bieden maar zagen van ons plan af toen wij later merkten dat hij ook niet leeggegeten frietzakjes uit de vuilbak opviste.
( * gepost in 2007 op DS online onder de titel “Wafels en frieten” - studentenkotverhalen)