vannacht stond een blinde aan mijn voeteneinde en zei:
sta op, ik ga je leren hoe wij gedichten maken,
leidde me een werkplaats binnen die op mijn kamer leek
en naar indische inkt, leer en tuinfeesten rook.
'dit is het sterven van een vader' zei hij.
zonder breking, fractiedeling of prismabundels
maaide hij duisternis voor mijn voeten weg, spande
papier als canvas aan vier hoeken vast, en begon.
achter een handrug hoorde ik vezels tornen en scheuren,
liet niet toe dat ik zag hoe hij met doffe inslagen bewerkte,
gemis dat zichtbaar langs vingers naar beneden liep.
elk jaar schreef hij het drie keer, kende het verdriet van buiten.
hij schoof alles opzij, begon een ander gedicht, ponsde lachend
langs de achterzijde van het nieuwe vel, vooraan verscheen een
bergmassief met opstaande witte kratertjes, hoog genoeg om
de trouwdag van het kleinkind met engelen in zijn ogen te zien.