De geur van vis en diesel hing hem de keel uit. Eeuwige duisternis verborgen achter een donkere zonnebril. Blootvoets rondolen, zingend om de pijn niet te voelen. Straakatten likten hem schoon: aangenaam was het niet maar de liefde was welkom.
af en toe dacht hij de warmte van thuis nog te voelen, maar die ilusie verdween snel.
dag en nacht dromen van eten, tot hij bijna gek werd en in vuilnisbakken ging tasten tot ze hem wegjoegen als een hond.
Moedeloos en hongerig ging thomas dan maar op straat liggen in foetus houding bevend van de kou. in stilte bad hij dat God hem kwam halen, maar geen licht, engelen..niets. Gewoon een nieuwe dag.
Van het ongeluk herinnerde thomas zich niet veel meer, alleen die mannenstem zou hij zo weer herkennen als hij hem hoorde..ooit.
vol genoegen keek frits de fabriek rond: als mieren opeengepakt zaten achter hun stikmachines voor een hongerloon, maar niemand durfde te klagen. anders moesten ze de prijs betalen, dacht hij , zoals dat jonge schoftje die mocht nog lang rusten in de goot.