Bouche bée, flabbergasted, erstaunt , in de ons omringende landen bestaan mooie woorden om uit te drukken dat iemand met open mond staat te gapen zoals Holle Bolle Gijs uit het kinderversje en in de Efteling.
Van verzen, uitspraken, liedjes zegt men wel eens dat men ze afgezaagd vindt, als ware het tafel- of stoelpoten die men beter zou verwijderen omdat er de molm in zit.
Neem bijvoorbeeld de crochetwedstrijd waar een Nederlandse familie nog dagelijks steenrijker van wordt. Regelmatig duikt er een omhooggevallen zanger(es) op die denkt een operastem te bezitten en een tot in den treure gezongen aria te berde brengt die, op dit vlak totaal incapabele juryleden, tot tranen toe beroert.
Hoe schabouwelijk de teksten ook worden gezongen (die toch geen mens verstaat, laat staan de uitvoerder(ster) zelf), oogvocht komt er steeds bij te pas.
Zo is er de aria ‘O mio babbino caro’ die uit een kindermond op het Vrijthof in Maastricht duizenden emotioneert omdat ze denken dat het meisje over een lieve kleine baby, bambino, zingt.
Niets is minder waar, Babbino is de vader waartegen de dochter zegt dat ze zich van het leven zal beroven en zich van de brug in het water zal storten indien zij haar geliefde niet meer zal zien. Geef toe, dat is toch geen lied dat je door een kind laat zingen, alle The Voices, Rieus en Got Talents ten spijt.
En de clou van dit verhaal of de moraal?
Er zijn al te veel personen die onterecht op stoelen zitten van waarop ze de touwtjes in handen houden. De poten van die zitmeubelen moeten dringend worden afgezaagd.