Ik kom met lege handen.
Niets heb ik bij me,
enkel maar een groet:
saluut aan wie mijn blik ontmoet.
Niets eist mij op
en niets legt mij aan banden.
Hier, vrank en ongebonden,
ontvang ik met die handen wat er is
en wat zich nu aan mij vertelt.
Een beeld van vroeger dat is opgeweld,
vervliegt,
niet langer meer een kommernis.
Het lichaam sterft
en ik ben ongeschonden.