gisteren nog steeg het kwik naar 25° maar
de jonge vrouw voor me draagt een roze muts
ik roep haar na dat het
onbehoorlijk vroeg is voor een muts
dat roze weliswaar afgezwakt maar nog steeds
verborgen rood is
dat het onverstandig is de kou uit te dagen
met de maïs dor wuivend maar nog niet geveld
de danspassen trager maar niet geteld
zij te hongerig om de tred in te houden
de wind te flauw om mijn stem te dragen
schrijf ik wat al uit kruinen dwarrelt toe aan
de groeiende kolonie bruine vlekjes op mijn netvlies
stem ik mijn hartslag af op
het tikken van de schrikdraad naast het pad
een iele horde waarachter een stier loom
zijn kolossale kop draait naar
de jonge vrouw op het wandelpad met
de uitdagend dansende muts
die verdund maar toch nog onmiskenbaar
rood in zich draagt