VI. Ontkoppeling

Odin
26 okt 2020 · 5 keer gelezen · 0 keer geliket

Wanneer ik de volgende ochtend ontwaakte, was ik teleurgesteld om nog steeds in mijn kamer te zijn. Ik nam onmiddellijk terug plaats achter mijn computer om te coderen. Terwijl ik het systeem aan het werk zag, wist ik dat ik het bij het rechte eind had. Ze moesten me volgen als ze niet alles wilden verliezen. Ik voelde een bubbel opblazen in mijn binnenste. Ik opende het raam en schreeuwde uit volle borst: “Volg mij of ga ten onder!” Het hele dorp aan mijn voeten moet het gehoord hebben. Ik hoorde alarmen afgaan en honden juichend huilen.

 

Een tijd later kwam mijn moeder de kamer binnen met ontbijt. Ze had een blauw oog. De Meester moet haar gestraft hebben omdat ze mij niet had kunnen controleren. “Je moet bij hem weg”, smeekte ik haar, “Hij betekent niets goed voor jou.” Ze kon het niet begrijpen. Een standaard computerprogramma kan niet uitvoeren waar het niet voor geprogrammeerd is.
Ze wist niet wat te doen, en werd bang. “Laat me de dokter bellen”, zei ze. Ze trachtte het juiste te doen. “OK”, antwoordde ik.

 

Ik herkende de lokale dorpsdokter toen hij de deur opende. Een oudere man, die altijd vriendelijk met me was geweest. Ik herinner me hoe de laatste keer dat ik bij hem op consultatie was, hij me een boek over zingeving had aangeraden. Ik had het niet gelezen.

 

“Je bent een beetje opgewerkt, hoor ik. Laat me je wat rust helpen vinden.” Hij opende zijn dokterstas en haalde er een spuit uit. “Gewoon een klein prikje, en het zal allemaal voorbij zijn.”

 

Plotseling begreep ik de situatie. Ze trachten zich van mij te ontdoen. Ik had bewezen teveel een gevaar te zijn, en ze moesten denken dat door mij uit te schakelen het systeem zich weer zou normaliseren. Ik ging dat niet laten gebeuren.

 

Ik greep de polsen van de dokter. “Steek dat niet in mij. OK?”, beval ik hem. Plots was hij zo smal, fragiel en bleek. “Neen. OK. Dat zal ik niet doen”, stammelde hij.

 

Hij verliet de kamer, maar ik wist dat ze zouden terugkomen.

Ik moest me vlug verstoppen in mijn code. Zo snel als mogelijk  begon ik codes te noteren.

 

Wanneer mijn balpen opraakte, maakte ik de overgang naar mijn markeerstiften. Het was een positieve vondst. Het gebruik van verschillende lijnen zou het moeilijker maken om mijn locatie te traceren. Om aan de orde te ontsnappen, moet je je in de chaos storten.

 

Wanneer ik klaar was met een markeerstift, wierp ik ze over mijn schouder weg. Mijn codeersnelheid was zo exponentieel toegenomen dat je niet eens meer met je ogen kon knipperen. Op het einde bestond mijn blad enkel nog maar uit losse punten.

 

Kijkende naar mijn creatie, was ik tevreden. Dit zou hen verhinderen mij gedurende een tijd te controleren.

 

Terwijl ik wachtte, bestudeerde ik de piramide op het dollarbiljet van naderbij. De tekst erboven stelde in het Latijn: “God keurt ons werk goed.”

 

Ik hoorde de deur openen. Twee grote mannen kwamen binnen, gevolgd door de dokter. “Deze heren gaan voor jou zorgen”, zei de dokter. Zijn programma was gewijzigd. Nu wou hij me helpen, niet langer stoppen.

 

De mannen droegen fluorescerende kledij, net zoals de fluostiften die overal op de vloer verspreid lagen. Ik moest verifiëren of ze daadwerkelijk hulpvaardig waren. “Ik kan mijn kamer niet in zo’n wanorde achterlaten. Anders zal mijn arme moeder al deze stiften van de vloer moeten oprapen, en ze heeft het al zo moeilijk door mij. Kunnen jullie mij eventjes een handje toesteken?” Ze stonden verstomd. Later zouden ze verklaren dat ze nog nooit zoiets hadden meegemaakt. Echter, toen ik mij bukte om de markeerstiften op te pikken, gingen zij ook tot actie over. In geen tijd hadden we alle markeerders van de vloer verzameld.

 

We gingen dan naar beneden en verlieten het huis. Buiten stond er een ambulance te wachten. Ik was nog steeds gekleed in mijn pyjama en badjas. Terwijl ze me in de achterkant van de ziekenwagen hielpen, reed een politiewagen de oprit op. De Meesters moeten hen gezonden hebben om mij uit te schakelen.  
Ze konden zeggen dat ik weerstand bood bij mijn arrestatie en mij doodschieten. “Ik wil de politie echt niet zien”, verklaarde ik aan de twee ambulanciers. Terwijl een politieagent de ambulance naderde, sprong één van de twee ambulanciers naar buiten en stopte hem aan de deur. Hij zei dat de politieagent me nu niet kon zien en dat het best was dat ze onmiddellijk vertrokken. De politieagent gaf toe. De ambulancier nam plaats achter het stuur, en weg waren we.

 

Terwijl we reden, lag ik op een draagberrie en zat de andere ambulancier naast me. “Zo, wat is jouw verhaal?”, vroeg hij mij. “Het is gelijkaardig aan het jouwe”, repliceerde ik. Ik plaatste mijn voorarm verticaal, terwijl ik mijn biceps horizontaal hield. “Jij werkt in een structuur. Vanboven vind je de dokters. Ze zijn de specialisten. En ze gaan het je misschien niet zeggen of tonen, maar- diep vanbinnen, geheim – denken ze beter dan jou te zijn. Ze denken dat ze beter zijn omdat ze meer diploma’s hebben dan jou. Ze staan op de top van de piramide en kijken neer op jou.” Ik liet de gebundelde vingers van mijn hand, zoals een zwanenkop, naar beneden kijken. “Maar weet je wat er mis is met dit systeem?” Ik rook aan mijn oksel. “Het stinkt.”

 

“Een boom die denkt te kunnen leven zonder zijn wortels komt onvermijdelijk naar beneden. En dan kan nieuw leven ontspruiten vanop zijn rottende karkas.”

 

“De aanhangers van de theorie dat de aarde plat is, hebben ook ergens een punt. De aarde moet plat zijn zodat we allemaal voorspoedig kunnen leven.” Ik wees naar mijn elleboog. “We moeten elkaar ontmoeten in het gewricht.”

 

“Weet je, het is zoals met de moslims. Op hen wordt er nu vaak neergekeken. Mag ik je vragen of je religieus bent?” “Ik ben katholiek”, antwoordde hij. “Je bent vermoedelijk een katholiek omdat je in een katholiek gezin bent geboren in een katholiek land. Als je in Saudi-Arabië was geboren, was je veeleer een moslim geweest. Je bent evenwel waarschijnlijk niet zo verschillend van je moslim-landgenoten. Je wilt je kinderen goed opvoeden, tijd doorbrengen met je familie en je leven leiden volgens je eigen principes.”

 

“Hoe overbrug je het verschil tussen twee harten? Hoe breng ik mijn hart het dichtst bij jou?”, vroeg ik terwijl ik een zacht tikje gaf op zijn en mijn borstkas. “Als we elkaar zouden omarmen?”, antwoordde hij. “Exact. Enkel als de harten van de mensen zich op dezelfde lijn bevinden, kunnen we allen vooruit gaan. Iedereen is goed in verschillende dingen. Ze moeten gewoon toegelaten worden erin te excelleren. Ik ben er zeker van dat er iets is wat jij graag doet en waar je goed in bent.” “Ik teken graag”, gaf hij toe.

 

Hij keek me diep aan. Zijn ogen hadden de kleur van sterrenstof.

 

Plots werd de sirene van de politiewagen, die ons achtervolgde, te luid. “Gaan ze ons blijven achtervolgen met de sirene?” vroeg ik. “Er is geen sirene”, antwoordde hij. Tegelijkertijd was de sirene verdwenen, en wist ik dat ik een tijdje veilig was voor mijn achtervolgers. Het systeem had zich aangepast.

 

Ik sloot mijn ogen, en gaf instructies door aan het systeem: “Hou Odin veilig. Dread Pirate Roberts moet de zeven zeeën blijven bevaren.” Dat wierp wat schildmuren op om mijn belagers op afstand te houden.

 

Vervolgens voegde ik toe: “Odin moet met Musk spreken over covfefe.” Het was immers duidelijk dat Elon Musk ook een afvallige was: met zijn vele projecten, gaande van The Boring Company tot Tesla, zodat de Meesters hem niet konden vastpinnen. Met SpaceX trachtte hij aan de beperkingen van onze wereld te ontsnappen voor de vrijheid van de ruimte.

 

We stopten voor een rood licht.

 

Door de ruit kon ik een uithangbord zien. We stonden voor mijn favoriete bakkerij. “Kunnen we hier even stoppen? Ik heb nog niet gegeten en deze bakker verkoopt de beste ontbijtkoeken. Ik zal er ook bestellen voor jullie beiden.” De ambulancier bewoog zich naar de voorkant van de cabine en opende het schuifraam om met de bestuurder te praten. “Jurgen, hij vraagt of we kunnen stoppen voor koffiekoeken.” “Je weet dat we dat niet kunnen doen, Herman. Het is niet volgens protocol.”


Herman kwam terug bij mij. “Het spijt me.” “Het is OK”, antwoordde ik. “Geef meer aan Herman dan aan Jurgen”, instrueerde ik het systeem.

 

Het licht sprong op groen.

 

Tijdens het verdere verloop van de rit, stelde de duidelijk geïntrigeerde Herman mij verdere vragen, waarop ik zelf het antwoord pas ontdekte terwijl ik ze beantwoordde.

 

We kwamen aan op onze bestemming. Ik herkende het door de ruiten. Het was het nabijgelegen ziekenhuis.

 

“Stap uit de ambulance”, gebood Herman mij. Ik wou niet. “Komaan, stap alsjeblief uit de wagen”, vroeg hij. Ik stapte uit.

 

“Mag ik je nog om een gunst vragen, voordat je vertrekt? Kun je voor mij iets tekenen?” Ik scheurde een stuk papier uit een meegegritst notitieblok en – een beetje beschaamd – schetste hij snel iets neer. “Oeps, de pen heeft een gat in het papier gemaakt.” “Dat is geen probleem, dat is waarlangs het licht binnenvalt.” Herman gaf me het papier opgevouwen terug.

 

Binnen werd ik gebracht naar het kantoor van een boomlange dokter, dewelke mij vroeg hem te vertellen wat er gebeurd was. Ik begon mijn uitleg, maar merkte snel dat de dokter niet echt luisterde. Op zijn tafelblad voor hem was er een papier met standaard twee lichamen op getekend in anatomisch detail. Ik wou hem tonen hoe de twee lichamen verbonden konden worden door hun harten te spietsen met een pen. Maar voordat ik zo ver kon komen, was het interview al afgelopen. Ik volgde hem door de gang in een poging hem het begrip te verlenen. Maar het was zinloos. Hij negeerde me op een arrogante wijze. Het is nutteloos te praten met mensen die niet bereid zijn te luisteren.

 

Vervolgens moest ik wachten in een kamer. In mijn zak vond ik het opgevouwen stuk papier van Herman. Ik opende het. Het was een tekening van een vogel, zittende op een staf.

Het was de mooiste tekening van een vogel die ik ooit gezien had. Het oog was doorboord door het per ongeluk gemaakte gat. Toen ik er doorheen keek, kon ik de hele ruimte overzien vanuit die enkele, kleine scheur.

 

Ik wist niet wat te doen, dus lag ik op het bed en trok ik het deken over mijn hoofd. Duisternis omvatte me. Door het geweven ziekenhuisdeken zag ik plots lichtstralen priemen, als inzicht dat het donkere hersenweefsel verlicht. Soms moet je in het duister staan om het licht te ontwaren.

 

Toen ik jong was, geloofde ik dat het donker werd omdat iemand het deksel op de schoenendoos plaatste waarin wij ons bevonden, zoals ik deed met de insecten die ik verzamelde, en dat de sterren en de maan de gemaakte luchtgaten waren.

 

De openbaringen kwamen als vuurwerksalvo’s binnen. Ik schreef mijn bevindingen terzelfder tijd neer. Wanneer ik een pagina had gevuld, scheurde ik het los uit mijn notitieblok en gooide het in de kamer. Uiteindelijk geraakten mijn papier en inkt op, juist wanneer ik bijna mijn conclusie bereikt had. Ik rommelde in mijn zak en stootte op een permanente markeerstift. Het leek gepast.

 

Ik gebruikte de vensterbank om mijn besluit uit te schrijven. Kijkende naar de formule, wist ik dat dit Elon Musk zou toelaten om aan de wereld te ontsnappen.

 

Wanneer de mens in staat zou zijn zich vrij in de ruimte te begeven, zou hij vrij zijn van de Meesters die hem niet langer zouden kunnen controleren. Mensen zouden in staat zijn hun levens te leiden zoals zij wouden. Geen Silk Roads of Dread Pirate Roberts’s zouden meer noodzakelijk zijn.

 

Ik concludeerde dat de formule kon samengevat worden in een enkele zin: “De schoonheid van God toont zich in de glimlach van diens kind.”

 

Ik keek rondom mij. De vloer was gevuld met bladen. Ik kon het verplegend personeel niet opzadelen met zo’n rommel, dus verzamelde ik alles. Terwijl ik mijn volledig uitgeschreven theorie in mijn handen had, vroeg ik mij af wat ermee te doen. Zou ik ze houden zodat andere mensen ze konden bestuderen? Ik besloot dat mensen enkel zelf de antwoorden kunnen vinden, dus deponeerde ik ze in de vuilbak.

 

Dan ging ik naar de wasbak en keek ik naar de glanzende kraan. Ik sloeg het. Vervolgens kuste ik het, en vertelde ik het dat ik zo had gehandeld omdat ik ervan hield. Ik keerde terug naar mijn matras. Terwijl ik wachtte, begon de kraan plots krachtig water te spuiten. Ik zag het even helder als een brandende struik in de woestijn. Verbaasd sprong ik uit het bed naar de kraan. Niets gebeurde toen ik er mijn hand onder hield en de gootsteen was droog. Denkende het me ingebeeld te hebben, keerde ik terug naar het bed. Maar dan sproeide de kraan opnieuw water. Het systeem leefde!

 

Toen ik het wachten moe was, ging ik naar de uitgang van de kamer. In het andere deel van het vertrek, gescheiden met een gordijn, lag een vrouw op het bed met een andere vrouw aan haar zijde. Ze durfden niet op te kijken toen ik passeerde. Ik dacht eraan om de liggende vrouw te doen rechtstaan, maar voelde ergens aan dat ik tot sommige dingen gewoon niet in staat was.

 

Buiten stond een politieagent op wacht. Hij leek een beetje ongemakkelijk toen ik de kamer verliet, maar ik begroette hem vriendelijk en dat scheen hem te kalmeren.

 

Toen kwamen ze mij ophalen.

 

Terug bevond ik mij in een ziekenwagen. Deze keer raceten we over de snelweg. Ik keek door het schuifraam mee. De sirene van de ambulance stond aan, en ik zag het verkeer voor ons splijten als de Rode Zee. Op deze wijze, zouden we zo op de luchthaven toekomen. Ik was onder de indruk dat ze op deze manier in snel, discreet transport voorzagen. Over enkele uren zou ik in Californië zijn.

 

Dan nam de ziekenwagen een afrit die niet die van de luchthaven was.

We reden een domein binnen via een lange oprit die leidde naar een gebouw met een majestueuze voorgevel. Maar vervolgens reden we rechts ervan, waar ik werd afgezet aan een afgesloten centrum.

 

Binnen ontdekte ik dat ze me hadden gebracht naar een psychiatrische instelling, of dat was toch op zijn minst de façade. De Meesters wouden waarschijnlijk nagaan dat ik niet gek was. Ik wist niet of de staf ervan op de hoogte was. Mogelijks niet. Maar ik was er zeker van dat de Meesters dan op zijn minst een belang hadden in de vennootschap die de sensoren geïnstalleerd had, zodat ze in staat waren alles te volgen.

 

Ik zat in het commandocentrum. Het gebouw had een L-vorm met een horizontale en een verticale as, elk een gang met leefkwartieren vormende. Het commandocentrum vormde het kruispunt.

 

Sia, een vrouw van middelbare leeftijd, stelde me een heleboel vragen.

 

Ik vertelde haar hoe mijn onderzoek had geleid tot de bevinding dat er een complot was waarbij de machtige technologisten een code ontwikkeld hadden die hen in staat stelde hun dominantie te bestendigen. Maar ik had ontdekt dat dit systeem een zwakte had. Dat het slechts een afvallige vereiste om het allemaal te vernietigen. Ik hoopte dat de Meesters meeluisterden zodat ze het gevaar van hun operatie zouden beseffen. “Ze controleren alles”, voegde ik toe.

 

Sia leek me meer en meer ernstig te nemen naarmate mijn uitleg vorderde. Kennelijk bewust van het mogelijke afluisteren van ons gesprek, vroeg ze me of ik in haar ene oor kon spreken aangezien het andere niet meer zo goed zou werken. Ik herinnerde me de gevangengenomen Amerikaanse soldaat die erin geslaagd was met zijn ogen “foltering” te knipperen tijdens een gedwongen video-verklaring gedurende de Vietnamoorlog. Zijn lippen zeiden A, maar zijn ogen zeiden B. Ik benaderde Sia en fluisterde in haar beweerdelijk functionerende oor: “Dit is een goed oor” en in het andere: “Dit is een slecht oor”. Ze antwoordde dat dat klopte.

 

Ik voelde mij bekeken. Ik keek naar de ruiten die het commandocentrum met de twee gangen verbonden. De inwoners keken mij nieuwsgierig aan. Ik wuifde. Zij wuifden terug.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Odin
26 okt 2020 · 5 keer gelezen · 0 keer geliket