Ontspoord

17 sep 2018 · 30 keer gelezen · 0 keer geliket

Nacht. Een treinstation. Stilte. Enkel het geluid van een kapotte tl-lamp die aan en uit flikkert als een leven dat niet vooruit kan gaan. Vier personen wachten op een trein. Onbekend voor elkaar.

Een student markeert in zijn cursus. Hij probeert de nota’s rond Ecce homo van Friedrich Nietzsche te vatten. Geeuwend draait hij de pagina’s om. Sluiks kijkt hij naar een jonge vrouw, overdreven geschminkt, zeer kort gekleed. Haar borsten nauwelijks bedekt. Haar benen overeen geslagen wiebelt zij constant met haar rechtervoet op de maat van haar kauwende mond.

Een hoertje, amper negentien, ontvangt de blik van de student, die onmiddellijk terug in zijn cursus duikt. Op haar gezicht verschijnt een glimlach.

Een man met de gebroken neus mijmert voor zich uit, denkend aan vroegere overwinningen in de boksring. Nu verlaten door vriend en vijand, ouder geworden, maar nog krachtig, hopend op een comeback. Hij tuurt in de verte zonder echt iets te zien, alleen met zijn gedachten.

Wat afgezonderd zit een ontslagen directeur, met zijn handen om zijn hoofd, voorovergebogen. Hij haalt de ontslagbrief uit zijn aktentas en leest nogmaals tekst alsof hij het niet wil geloven. Na een geslaagde carrière van vijfentwintig jaar heeft een drankprobleem hem de das omgedaan. Aan de basis hiervan ligt zijn vrouw, die eruit getrokken is met een jonge minnaar.

De student, het hoertje, de ex-bokser en de directeur wachten elk in hun eigen wereldje op de trein. Geen van hen heeft zin om een gesprek aan te knopen.

Plots buldert een stem in de verte.

“Eindelijk heb ik je gevonden!”

Het hoertje krimpt ineen. De stem komt dichterbij.

“Wat dacht je? Ik kan in stilte vertrekken. Verdomme, ik heb nog geld van jou te goed.”

Het hoertje, starend naar de grond, beschermt zich tegen haar pooier met de armen gekruist. Deze is echter zo kwaad dat hij haar bij de haren vastgrijpt en haar hoofd naar zich toe draait. Hij heft zijn andere hand op en wil haar in het gezicht slaan. De toegesnelde student probeert dit te verhinderen. De pooier keert zich nu tegen de student. Een rake vuistslag legt de jongen tegen de grond.

“Sukkel,” tiert de pooier.

Nu is het de beurt aan de directeur die met zijn aktentas het hoofd probeert te raken. Een zijdelingse trap van de pooier op de borst is het antwoord. De directeur valt achterover op de grond.

De pooier heeft het hoertje bij de keel.

“Vuile hoer! Niemand ontsnapt bij mij! Je blijft je lichaam verkopen. Ik ga je plaatsen in een keet waar de klanten iets extremer willen.”

Hij sleurt haar recht en sleept haar mee. De ex-bokser verspert hem de weg.

“Wat is er, ouwe? Stoer doen?”, tiert de pooier.

De ex-bokser haalt uit met zijn linkse, recht op de kin. De pooier laat het meisje los en wankelt. Na een nieuwe vuistslag op zijn rechterwang valt hij met zijn hoofd tegen de betonnen bank. Nog een stuiptrekking en de pooier is dood. De student, de directeur, de ex-bokser en het hoertje kijken elkaar aan.

De directeur neemt als eerste het woord: “We moeten het lichaam laten verdwijnen.”

“We kunnen hem daar leggen,” roept de student en wijst naar het spoor.

Met zijn vieren nemen zij het lijk op en gooien het op de rails, in de nacht onzichtbaar voor de machinisten.

In stilte gaan ze terug op hun plaatsen zitten. De tijd verstrijkt en ze horen in de verte de trein naderen.

Als de trein stilstaat, stappen de vier personen op, elk naar hun bestemming. Onbekend voor elkaar, maar met een gezamenlijk verleden.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

17 sep 2018 · 30 keer gelezen · 0 keer geliket