Nevelwolken vulden het meer
de dauw onttrok hem het zicht op zijn handen
pijn deed hem duizelen
hij boog voorover
knielde voor een onzichtbaar spiegelbeeld
Ze was dood
hij rook het met gesloten ogen
haar schoonheid wreef zijn weke huid tot rust
hij schreeuwde om liefde
maar zijn stem verdronk huilend in de wind