om het te vatten
zoals rode wijn walst
draait tuimelt en randen
als wintervacht schuur’t
slaat gruis aan je bodem
vast geloof van drab die blijft
lichten boven je hoofd ze zijn er
wervelend van hun koers
op niet vallen op uitkijk
ja vuurtoren in volle lentegrond
hoe lang het blijft
plak en roer het smeer het kneed
samengeklit bezinksel
klontert en kiemt levendig robijnrood
één ster en nog één
je ziet het kind
de gloed traant
in amberkleur
in oranje