Aan mijn eerste levensjaar werden twee fotoalbums gewijd. Ze zijn genummerd B1 en B2. Op pagina drie van B3 word ik twee jaar. Een nieuwe, donkerrode plastiek tractor heeft daar één voorwiel met lichtblauwe pedalen en twee achterwielen.
Toen bewoonde het gezin nog een voor die tijd modern huis, niet ver van de Buffelbrug, op circa honderd meter van een berm. Noteer dat het eerste door mij uitgesproken woord “trein” was. Hij reed op die berm. Wat er zich achter die berm bevond heb ik nooit geweten. Ervoor, tussen het thuis en die ijzerweg lagen volkstuintjes.
Het zijn mijn eerste herinneringen, hoe ik van huis wegliep, verder en verder, over een pad, over grote betonklinkers met langs de ene kant stengels prei en de andere kant bonenstaken, om bij een tuinbouwerskotje halt te houden, na te denken, en dan toch maar terug te keren.
Daar, in dat moderne huis was ook een kelder, een donkere kelder, zagen foto’s het licht, al zijn de meeste kiekjes in album B3 kleurenfoto’s, sta ik er bruin en zomerblond op. De hoorns van Hamlet zijn nog kort. "Een angorabok" werd aan nieuwsgierigen uitgelegd, maar recent opzoekwerk wijst eerder op een landgeit uit Bornholm.
Zijn Deense prinsenkop werd later opgezet. We woonden toen al in het andere huis. Op die doening met drie hectare tuin had Hamlet op een verstrooide dag het loodje gelegd.
Hij werd opgehangen, zijn imposante kop. Als je die deur achter die driewieler binnengaat, dan kan je hem, zonder tijfel, nog steeds in de ogen kijken. Hij kijkt nooit terug.
De kleine prins
deel 2 van 'Opstijgend vocht uit onnoemenswaardige bron'
uit de reeks 'Over eelt en zurkelteelt'