Hij kwam nochtans uit een welvarende familie, kende geen schuld en had geen schulden. Het geld lag gewoon in de bovenste lade van een plastiek kastje uit de vroege jaren zeventig.
Op een dag waren de briefjes en de munten verdwenen. Dat “hij voortaan zelf de boodschappen ging doen”, had hij verklaard; moeder had de wenkbrauwen opgetrokken en die zaterdag gingen we donker brood bakken, in die oude oven, naast de koelkelder met bakstenen bogen.
Het deeg was niet eens koppig. Appelhout werd gebrand, kolen uit de oven getrokken eenmaal de stenen wit stonden. Het brood zou weinig bellen vertonen, dens van structuur zijn en je moest er lang op kouwen om het binnen te krijgen, maar het was gezond en zelf gebakken!
In die diepvries stak toen nog enkel varkensvlees. Ja, ook die broden en vader kwam vaak vrij laat thuis zonder boodschappen, maar op de Steenweg was er een nieuwe winkel, een Aldi en hij zou er morgen zeker eens langs gaan, om het nodige te kopen.
Ook dat werd wel eens door hem overgeslagen en op moeders vraag “Wat zullen we eten?” probeerde ik een antwoord te vinden, al was het met tegenzin dat ik een bijl pakte, een kip de kop afhakte.
In warm water werd er gepluimd en we aten die dag: kip!
Appelhout met kip
deel 5 van 'Opstijgend vocht uit onnoemenswaardige bron'
uit de reeks 'Over eelt en zurkelteelt'