Het zand werd op een dag uitgegraven. Maandelang ging de arm van een kraan heen en weer. Tienwielers reden op en af en minstens driehonderduizend franken zou hij rijker worden, de vader, de eigenaar van dit perceel.
Alles staat op een rekening, bij een dubieuze bank. Er is daar (thans en begot) een aanlegsteiger voor holle, zwaar beladen vaartuigen. De roeiboot ligt ginder, verder, bij de wortels van een wilg. De achterkant is eruit, weggerot, als een halve maan uit een doffe zon.
Zandland
deel 8 van 'Opstijgend vocht uit onnoemenswaardige bron'
uit de reeks 'Over eelt en zurkelteelt'