Snel, snel nog. Kotsen en weer wegwezen. Eén leven per dag is genoeg en het weekeinde van de godsgeboorte zat er aan te komen. De employé van Slagerij Goegebeur was al met congé, had toch niets te doen, geen varkentjes, geen appeltjes te schillen voor kerstdag en "Loulou is kreupel" was vaders verdict. Slachthuizen zijn duur!
“Moet die jongen echt helpen?” en moeders vragen deinden zonder echo uit in de mist.
Daar in die stal op de achtergrond (hij was nog in aanbouw, er was nog geen vloer) moest het gebeuren.
De kop inslaan, tollende ogen, en nog een keertje slaan met die voorhamer; Uw rode saus zal er straks eentje zijn van veenbesjes, het roze van een fijn konfijt.
Langzaam eten en genieten, iets uit de "congélateur" halen, zou mijn franstalige grootmoedertje zaliger zeggen. Eindejaarsfrietjes frituren. Het is een Zanussi, ginds in die kelder, naast die oude kassa met duizenden radertjes, staat de doodskist.
Doe het deksel nooit open, kijk nooit in de muil, van mijn pony.
Kristallen in de kerststal
10de en laatste deel van 'Opstijgend vocht uit onnoemenswaardige bron'
uit de reeks 'Over eelt en zurkelteelt'