Onlangs verbleef ik voor werk tien dagen in het buitenland. Meer concreet treinde ik in vier uren naar Zwolle, een vriendelijk stadje bij onze noorderburen. Ik hoor je al denken: Pffff, Nederland, dat is het nu toch écht niet? Noem jij dát het buitenland? Bij die gierige Hollanders, die keeskoppen, die brutale betweters? Bij deze wil ik luid protesteren. Ik weerleg alle vooroordelen, want I love Holland. Ik ben fan.
Alles is er zo heerlijk efficiënt geregeld en de communicatie direct en duidelijk. Zo werd ik nageroepen omdat ik op de fiets mijn hand niet uitstak om de richting aan te geven. Bij mijn retourtje Harderwijk kocht ik stroopwafels op de markt en kruidnootjes bij Van Delft in de smaken appeltaart en hagelslag.
Ik ontdekte dat ik houd van zoute drop en haalde gezwind een vegan kroketje uit de muur. Na mijn mok verse gemberthee met sinaasappel kon ik lekker pinnen en kreeg ik keurig de bon. Bovendien keek niemand raar toen ik om 11u30 aan het lunchen sloeg met een tosti kaas en een glaasje melk. Ik kon er ook al dineren om 17u30. Helemaal mijn ding.
Op de terugreis, in de trein naar België, wenste ik dan ook dat ik al die kleine Nederlandse gewoontes in mijn rugzak mee kon nemen naar huis. Dat gevoel in mijn living parkeren en er af en toe een beetje van nemen. Helaas, die pot pindakaas uit de Albert Heijn volstaat niet ter compensatie. Die zoute lik op mijn boterham zorgt hooguit voor een zweempje nostalgie.