Als een haan kraait is de echo zelden van een kip
Of hij opschoot mijn speurtocht?
Dat leed geen twijfel. Er was nu tenminste een vermoeden over het moordwapen (een mes) en aan de schuld van Twankie Wankel kon nu met reden getwijfeld worden.
Ik had alles genoteerd en vroeg aan Alfred om af te rekenen.
“Je hebt al betaald”, zei het kleine frietbaasje.
Ik stak mijn minischriftje in mijn binnenzak en maakte aanstalten om te vertrekken.
“En wat krabbelt ons baasje zo allemaal in zijn boekske?” vroeg Ignace, die mij blijkbaar toch niet helemaal vertrouwde.
“Eeuhhh…” aarzelde ik eerst en zei dan, “sprookjes, kinderverhalen”.
“Bedoel je verhalen voor kinderen of kinderverhalen?” wilde hij weten.
“Verhalen voor kinderen. Van acht tot achtentachtig.”
“Gij kwast!” lachte De Reus. “En wat heb je vandaag neergeluld?”
“Een rijmpje voor moederdag”, zei ik waarna hij zijn smoel scheef trok.
“Zal wel… moedertjesdag… dat is zeven maand geleden.” opperde De Reus terwijl zijn kop van neen schudde.
“Ja,” en Alfred ging zich moeien in ons gesprek, “een rijmpje voor de mama...? Lees het dan eens voor!”
“Voor volgend jaar is het”, maakte ik ze wijs, nam het A7-boekje uit mijn binnenzak, bladerde tot ik iets vond en begon voor te lezen :
oh hoendertje
hoendertje
hoendertjelief
onder jouw vleugels is het fijn
oh moedertje
moedertje
moedertjelief
ik heb voor jou iets meegebracht
ik jouw ukkie
pukkie ukkepuk
heb voor jou met wat geluk
het zijn er
tel maar mee
een stuk of acht
zoem
zoem
zoemzoem
zoem
zoemzoemzoem
ik ben zo klein
ik vlieg
je rond de nek en oren
moet je horen
zoen
zoen
zoenzoen
zoen
het zijn geen bijtjes
maar vijf kusjes
allemaal van mij
ik ben het
jouw kapoen
Ze begonnen allebei te klappen, Ignace iets luider dan Alfred, want ‘De Reus’ heeft immers flappen van handen en Alfred, die eerlijke smeerlap van een cervelaverkoper, brouwde er nog een vervolg aan :
ai
ai
ajajai
mijn
hoertje
hoertje
hoertjelief
hoe men het dan
ook draait of keert
ik heb te veel gezopen
straks laat-ie weer een
boertje
boertje
boe-boe-boertje
wees niet bang
het is
mijn beste vriend
een haan
vol zaad en lucht
die zo graag logeert
in jouw geile
kiekendief
Dat Alfred gewonnen had, verklaarde De Reus en hij stond recht, zei dat hij nog commissies moest gaan doen. Hij keek eerst door het plexiglas, dan op zijn horloge en zei :
“Nog een geluk. Ik geraak er nog. Zelfs droog en wel. Welke Delhaize wacht vandaag op mij?”
vijfde en tevens de laatste pagina van
'Over reuzen en scheve muilweters'
(deel 1 van mijn e-boekje 'Twankie Wankel Twinkeltje')