Kleine kinderen liggen in schaduwen van gele Terexkranen.
Hun gezichten schuilen in handen, de perrons zijn leeg.
Kleine kinderen liggen op karton tussen steigers,
de armen onder hun hoofden als bladwijzers geplooid
op een tijdlijn naar links. Dagelijks leg ik rouwende zonnebloemen
neer aan hun voeten. Ik gooi ze munten toe als pinda’s,
drink Panoskoffie en schakel snel. Een laatste call nog
voor ik de elevatorpitch ontwijk, storytelling kies als werkvorm
want zeven woonlagen lager, zeven etmalen later daal ik
op kousenvoeten neer. Ik neem het laatste kartonkind
in mijn armen. Er is enige gehechtheid. Men verwacht
ons ergens. Als koningen. Niets rest ons meer dan neigen
naar oceanen en gebroken vliezen. Stilstaan als het ware_
bij het rode licht, als streetviewstip op een stoep