Het pakje lag op tafel, zorgvuldig ingepakt met een kleurig lint eromheen. Toen ik vanmorgen naar beneden kwam lag het er niet meer. Jacques zit met de krant voor zijn gezicht. Ik schenk een kop koffie in en pak een krentenbol uit de broodtrommel. ‘Jij ook een?’ Hij doet net alsof hij mij niet hoort. De koffie is gloeiend heet en ik neem voorzichtig een slokje. Jacques laat zijn krant zakken en ik zie dat zijn gezicht op onweer staat. ‘Getver’, ik constateer dat mijn krentenbol beschimmeld is. Als ik de pedaalemmer met mijn voet open druk om de krentenbol erin te mikken zie ik bovenop de resten van de pasta carbonara van gisteravond het pakje liggen. ‘Wat krijgen we nou?’ roep ik vol ongeloof uit. Jacques springt op uit zijn stoel. ‘Ik ben die klotepakjes helemaal zat, Gemma. Die eikel van een Roel moet maar eens ophouden met jou te stalken. Want dat is het namelijk, gewoon ordinair stalken.’ Inmiddels hebben zich in zijn mondhoeken kleine schuimvlokjes gevormd.
Dan gaat de bel. We verstrakken allebei. Jacques loopt naar de voordeur. Ik zie door het keukenraam dat er een koerier van Parcels4You voor de deur staat. ‘Goedemorgen meneer. Ik heb hier een pakje voor Gemma Gruyters. Zou u in dit vakje misschien even willen tekenen voor ontvangst? ’ De gil van de jongeman doet mijn toch al zwaar geteisterde zenuwstelsel bungeejumpen. Als ik mijn hoofd om de hoek steek zie ik hoe Jacques het pakje abrupt uit de handen van de koerier grist. Hij klemt het stevig onder zijn arm en trekt een sprint naar de gracht aan de overkant. De jongeman trekt wit weg. Met een wijde boog, een Olympisch discuswerper waardig, gooit Jacques het pakje in de gracht. De Parcels4You jongeman begint nu hysterisch te krijsen. ‘Oh, my God, het is toch geen bom?’ Op hetzelfde moment gaat de deur van de buurvrouw open. Zij vangt de kreet van de koerier op en begint vervolgens nog harder te krijsen.
Ik trek de voordeur dicht en stop mijn vingers in mijn oren. Hijgend ren ik de trap op en ik duw de deur van mijn slaapkamer open. Frommels, onze oude Cocker Spaniël kijkt mij verbaasd aan. Hij rekt zich even uit en legt zijn kop weer op het hoofdkussen. Ik loop naar de kast en schuif een lade open. Mijn handen graaien nerveus door de sokken en mijn ondergoed. In een paar foeilelijke Kerstsokken (cadeau van Jacques) zit het prepaid mobieltje verstopt. Snel toets ik het mij welbekende nummer in. Het lijkt een eeuwigheid te duren voordat er op genomen wordt. Ik hoor de voordeur dicht slaan en vervolgens het geluid van zware voetstappen op de trap. De klink van de deur gaat naar beneden. Frommels springt van het bed.
Van veraf hoor ik geluid uit mijn mobieltje komen. ‘Liefje, ben jij dat, wat is er aan de hand?’ Het lijkt alsof ik droom, maar dat gevoel heb ik mijn hele leven al.