Zo tegen Pasen. Tijd om te snoeien. Voor mijn deur staat manshoog het pampasgras (papas-gras zei vroeger mijn dochter). Halfweg de dikke struik kijkt nu een gebiologeerd oogje mij aan. Doodstil zit de bruine eend middenin de rietachtige stengels. Ik kan alleen maar vermoeden hoe hard dat moederhartje klopt. Zien doe ik het niet. Eenden-ogen knipperen niet, verpinken niet. Haar pluimen gaan niet uit de bol. Niet recht omhoog. Alleen stilte en onbeweeglijke roerloosheid. Hetgeen tweemaal hetzelfde is, maar dat mag. Want het is. Haar oog staart mij blijvend aan. Het zegt: ík blijf zitten. Zij blijft zitten. Ik haal een bakje water. Wat eten eenden? Als een idioot leg ik er een snee geweekt brood bij. En dan laat ik haar. Respect.
Wat doet dat beest hier, voor mijn deur? Ver uit de buurt van Water of Vijver? Is ze in de war door het Pampasgras? Dacht ze hier een veilige broedplaats te vinden? Maar veilig is ze. Daar zorg ik voor. Als ik enkele uren later nog een keer ga kijken, is ze opgestaan. Er liggen twee mooie eieren. Maar ze is gauw weer terug. Om de zoveel tijd breng ik een bezoekje. Zonder woorden even mijn hoofd in de Pampas steken. Misschien kan ik haar aan me wennen. Telkens zit ze er.
Op Paasdag breng ik mijn eigen kindje naar de luchthaven. Blond eendje. Piepkuiken. Ik hou me kloek. Of hoe moeders altijd kloek blijven. ‘Je mag maar mee tot aan de gate, mama.’ Kus geven, kruisje op het voorhoofd. ‘ Maak plezier en wees voorzichtig.’ Uitzwaaien. Zo ver waar dit uitgegroeid kuiken heen gaat. Tien uur vliegen naar India. Ik strompel naar de Starbucks voor koffie en laat mijn tranen vrijelijk stromen. (Waarschijnlijk is ‘stromen’ voldoende, maar mijn dramagehalte behoeft ‘vrijelijk’. Less is niet altijd more. Soms is more more. Soms mag het erover zijn.) Langzaam herstel ik. Luchthavens en stations: heerlijk. Wie zijn al die mensen? Wat zeggen ze in al die vreemde talen? Waarom huilen ze? Waarom lachen ze? Zoveel mensen om ergens heen te gaan. Terroristen, zelfmoordenaars, verkrachters, vaders, moeders, kinderen.
Kom veilig terug, mijn kind.
Weer thuis, wil ik me met dat andere eendje troosten.
Het lege nest gaapt me aan, gebroken eierschalen wijzen op een blijde gebeurtenis.
De vogel is gevlogen.
De kuikens ook.
© Goedele