Luk zat aan een tafeltje bedekt met een wit tafelkleedje. Hij keek voor zich uit en observeerde het voetvolk dat langzaam voorbij schreed. Dat deed hij dikwijls samen met Lutgarde. Van op een terrasje turen naar het passerend volkje. Het was dan een eenrichtingsverkeer in hun blikken. Zij bekeken de passanten, maar het omgekeerde mocht liefst niet. Ze konden dan als tijdverdrijf commentaar geven op al wie niet voldeed aan de conservatieve esthetische normen die ze voor zichzelf hadden vastgelegd.
‘Zie je die daar met dat verticaal gestreept kleedje? Ze is al zo mager.’
‘Moet je die groeven in dat gezicht eens zien, precies de Grand Canyon. Die oude heks kleedt zich alsof ze twintig is met dat rokje een flink stuk boven de knie.’
‘Dat jasje en die broek hebben nu toch ook kleuren die niet samengaan, wel?’
‘Dat jonge fastfood-meisje daar, met haar uit de kluiten gewassen achterwerk; bijna niet te geloven dat er jeans in die maten bestaan.’
‘Hoe is ’t mogelijk, zo jong en zo dik. Wat zal dat worden op latere leeftijd?’
‘Kijk es, die mijnheer daar met dat donker jasje; gelijkt sterk op onze nonkel Fons.’
‘Ja, maar zijn kapsel is anders.’
‘Het is duidelijk een pruik. Kijk maar, zijn echte haar die er onderaan uitsteekt heeft een andere tint. En dan die artificiële scheiding, die geen hoofdhuid laat zien.’
‘Zie die daar op haar hoge hakken. Ze loopt precies op eieren.’
‘Ja, schijnt slecht te zijn voor de rug.’
‘Dat mens daar is ook serieus geschminkt. Kijk eens naar haar ogen. Ze komt net uit de kolenkelder.’
En al dat commentaar werd gekruid met een neusreutel als het wat komisch was en als de tegenstelling met hun eigen visie te grof was, met een afkeurende ‘maar’ dat kortweg als 'moa' werd uitgesproken.
Nu was het evenwel anders. Totaal anders…
Luk zat er zonder zijn vrouw. Links naast hem zat een jonge heer en rechts een al wat oudere dame, elk aan zo’n tafeltje bedekt met een wit tafelkleedje. Alle drie observeerden zij het volk dat voor hen passeerde en dat ietwat reikhalzend uitkeek naar het gebeuren een eindje verder.
Hoewel nogal wat mensen van uiteenlopende pluimage de revue passeerden, had Luk geen zin om daarover maar iets op te merken in zijn gedachten. Nee, hij wou nu eerder dat de passanten naar hem keken, dat zij aandacht voor hem zouden hebben. In tegenstelling tot de keuring van op een terrasje, moesten de blikken nu in beide richtingen gaan. Hij verlangde hevig dat regelmatig uit de mensenstroom iemand naar hem zou komen, zich op de stoel voor hem zou zetten en een blijk van interesse zou tonen. Ja, ze mocht te dik of te mager zijn. Ja, het mocht iemand zijn wiens jas qua kleur niet paste bij zijn broek. Ja, ze mocht overdreven geschminkt zijn of iemand met een gezicht waarin diverse zijrivieren van de Colorado hun weg hadden gebaand. Daarover zou hij absoluut geen commentaar bedenken. Maar, in de twee uur dat hij daar zat beperkte de interesse in zijn richting zich tot af en toe iemand, die slechts een kortstondige blik wierp naar het kaartje op de tafel waarop zijn naam gedrukt stond en dat blijkbaar weinigzeggend was.
Hij stond op en zuchtte. Dat was nu eenmaal het lot als je boek niet aanvangt met 'Ingrediënten voor vier personen', dacht hij. Volgend jaar beter. Gelaten verliet hij de Boekenbeurs.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.