Petrichor

17 aug. 2020 · 56 keer gelezen · 3 keer geliket

“We zijn nu al drie seizoenen een koppel.”
Ze zegt het zonder verpinken, strijkt een ontsnapte haarlok achter haar oor. Hij kijkt haar niet aan, weegt zijn antwoord in het trillende licht van de hete zomerzon. Het water van het kanaal klotst onophoudelijk tegen de romp van een aangemeerde boot, verdrinkt zijn woorden nog voor hij ze hardop zegt.
 
Er is iets aan haar uitspraak wat hem treft. De bescheiden grootsheid van die mededeling. Het gemak waarmee ze hun relatie op gelijke hoogte stelt met de onvergankelijkheid van de seizoenen, ze keren altijd terug...
“Weet je,” gaat ze verder, als hij blijft zwijgen, “ik blijf maar wachten op een groots gebaar. Iets vol overgave. Niet zo’n scène als in de films, bedoel ik. Meer zoiets als onweer na een hete dag. Het ene moment schijnt de zon nog ongenadig en gutst het zweet je uit de kleren en dan opeens, boem, die rommelende dreiging, de wind steekt op, de hemel splijt in vonken uiteen en je weet plots dat je enkel en alleen op dit ene moment hebt zitten wachten. De koele druppels op je hunkerende huid, de sissende geur van zwavel en het besef dat je hier altijd al hebt moeten zijn. Op deze plek, dit bevroren ogenblik.”
 Ze keert zich naar hem toe. Legt haar blik onbevreesd in de zijne.
“Petrichor.” 
Vragend staart hij terug, één wenkbrauw opgetrokken en met zijn beetje schuine lachje, waarvan ze beweert dat net die onregelmatigheid hem onweerstaanbaar maakt.
“Petrichor,” herhaalt ze dan. “De geur van regen op droge grond. Dat, mijn lief, is wat jij voor mij bent.”
 
Haar blik dwaalt weg over het water. In profiel doet ze hem denken aan een Griekse godin wiens naam hem ontsnapt. 
Petrichor, herhaalt hij in stilte. Zelfs de klank van het woord smaakt zoet. Één tijdloos ogenblik lang herinnert hij zich alles wat hij nooit heeft geweten. Dan legt hij zijn armen stevig om haar heen, drukt zijn wang tegen haar zachte haren. 
“Ik wed dat je haar in de herfst de kleur heeft van gesponnen goud.” Zijn stem amper een fluistering, gedempt door hun aanraking en het gestage klotsen van het water. Zonder dat ze zich omdraait, ziet hij haar gezicht voor zich, de krulling van haar mondhoeken, de subtiele boog van haar lippen. Haar glimlach als regen op dorre grond.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

17 aug. 2020 · 56 keer gelezen · 3 keer geliket