Ik had hem leren kennen op café. Hij heette Pico. Hij was er alleen en ik ook. Aan de bar raakten we aan de praat. Hij ging gekleed zoals enkel rockmuzikanten en werklozen gekleed gaan. Een smerig wit onderhemd, een versleten leren jas en cowboylaarzen aan zijn voeten. Toen ik ernaar vroeg zei hij dat hij geen instrument kon bespelen, maar wel steeds de groove in zich voelde. Een werkloze, dus.
Hij had nog voor een aannemer gewerkt, maar dat was misgelopen. Hij wou graag voor zichzelf beginnen. In het zwart. Maar voorlopig was daar nog niet veel van in huis gekomen. Hij kon eigenlijk alles, vertelde hij terwijl hij gulzig aan de trappist slurpte die ik voor hem betaald had. Schilderen, pleisteren, sanitair, elektriciteit, vloeren en daken, hij kon het allemaal, maar het werk vond hem niet. Hij was nochtans niet duur. En hij was goed. Daarom noemde iedereen hem Pico Bello, toch? Misschien sloeg die bijnaam wel op zijn tronie, dacht ik. Sommige vrouwen werden aangetrokken door een ruw, gehavend mannengelaat.
Ik woonde hier toen nog maar pas. Samen met mijn jeugdliefde Bea had ik dit huisje gekocht. Het was klein en goedkoop. Er was nog heel wat werk aan, maar wij zagen wat het kon zijn. In onze gedachten was het een kasteeltje. Helaas waren we allebei geen doe-het-zelvers en was er niet genoeg geld om werklui in te huren. Deze kerel zou wel eens van pas kunnen komen.
'Ik heb misschien wel wat werkjes voor je. Het hangt van je prijs af, natuurlijk.'
Op slag veranderde zijn houding. De nonchalance gleed van hem af. Hij ging rechtop zitten en hij lachte zijn verwrongen gebit bloot.
'Ik zou het eerst eens moeten zien. Dan maakt mijn secretaresse, nu ja, mijn moeder een offerte voor je op. Wat moet er precies gebeuren?'
Hij wenkte de barman en wees naar de lege glazen.
Ik vertelde hem over het lekkende dak, de ouderwetse keuken en de aftandse badkamer.
'We willen ook meer licht in huis. Het is klein en donker. We willen een gevoel van ruimte creëren. Oh, en een nieuwe vloer. Er ligt linoleum nu. Dat lijkt nergens naar.'
'Dat klinkt als een hoop werk, maar ik krijg het voor mekaar. Wees daar maar zeker van. Pico Bello krijgt alles voor mekaar.'
We spraken af dat hij 's anderendaags om tien uur eens langs zou komen om het huis te bekijken.
Er werden nog een paar trappisten besteld en de gesprekken werden steeds onnozeler. Ik kon zijn tempo niet volgen en schakelde over op koffie. Plots werd onze conversatie onderbroken doordat een vrouw met een enorme boezem tussen ons in kwam staan om vier gin-tonics te bestellen. Zijn dronken blik ging gloeien van geilheid. Het leek wel alsof hij in haar decolleté zou duiken. Ik zag het aankomen. Hij zou een platte opmerking maken.
'Wil je dat ik je help dragen, schat, of zet je de glazen op dat gigantische balkon van je?'
Weer lachte hij de ruïne in zijn mond bloot. Onhandig greep hij naar haar borsten. Als een sloophamer werd de handtas tegen de linkerkant van zijn hoofd aan geslingerd. Hij viel van de barkruk. Stamelde dat het maar een grapje was, dat vrouwen toch zo lichtgeraakt konden zijn tegenwoordig. Iedereen in de kroeg was rechtgestaan. Een reusachtige man uit het gezelschap van de rondborstige dame maakte aanstalten om Pico een lesje te leren. Ik hielp hem overeind en verontschuldigde me in zijn plaats. Aan één blik van de barman had ik genoeg om te weten dat het tijd was om te gaan. Voor ons allebei.
De volgende ochtend werd ik gewekt door een lange schreeuw van de deurbel. Het geluid sneed mijn wazig brein doormidden. Toen hoorde ik Bea mijn naam roepen. Ik keek op de wekkerradio. Drie minuten over tien. Ik had niet gedacht dat hij zou opdagen en zeker niet zo stipt. Bea wist niets van mijn afspraak met Pico. Afgezien van mijn zacht gefluisterde 'Slaapwel' en een gemurmeld 'Ben je daar nu pas?' van haar kant hadden we nog niet met elkaar gesproken sinds ik de avond voordien naar de kroeg was vertrokken.
Hij zag er verrassend fris uit. Hoewel hij die nacht toch een stuk verder heen was dan ik, leek zijn lichaam al helemaal hersteld van de zuippartij. Zijn haar was in een dotje geknoopt en hij droeg een geruit hemd. Toen hij me zag klaarde zijn gezicht op. Hij wou naar binnen stappen, maar Bea hield hem met gestrekte arm buiten de deur.
'Deze gast beweert dat je hem werk beloofd hebt', zeiden haar strak gespannen lippen.
'Sinds wanneer beslissen we zo'n zaken niet meer samen?', vroegen haar opengesperde ogen.
'Hij komt eens kijken voor hoeveel hij het zou kunnen doen. De badkamer, de keuken, het dak. Hij zegt goedkoop te zijn. We kunnen er toch maar beter eens aan beginnen. Anders wordt dit huis nooit ons droomhuis. Als we zijn prijs kennen, beslis jij of we het doen.'
Pico schonk Bea een brede glimlach en knipoogde.
'Ja, schat, jij beslist.'
Bea keek hem enkele tellen aan. Toen keek ze naar mij. Een glimlach. Ze liet de deurpost los.
'OK, dan. Kom maar binnen. Wat kan er misgaan?'
Pico maakte een buiging en stapte handenwrijvend binnen.
Zijn offerte was belachelijk laag, maar zelfs voor we die te zien kregen, hadden we al beslist. Het klikte. Hij had ons tijdens de prospectie ingepakt met zijn grapjes. Hij begreep wat we met het huis wilden en was er net zo enthousiast over als wij. We hoefden ons geen zorgen te maken, had hij ons op het hart gedrukt. We hadden prachtige plannen en hij zou zorgen dat ze werkelijkheid werden. Een week nadat ik hem had leren kennen zat Pico al tegels los te kloppen in onze badkamer.
Ik was zelden thuis als hij aan het werk was. Wanneer ik na een lange dag op kantoor thuis kwam, was het telkens een verrassing welke kamer hij nu weer afgebroken had. Ik kon geen logica vinden in zijn manier van werken. Maar volgens Bea, die wel vaak thuis was en hem af en toe een handje toestak, liep alles gesmeerd.
'Zo gaat het nu eenmaal bij een verbouwing. Eerst wordt er afgebroken om daarna weer op te bouwen.'
Toen na een paar weken overal in huis gereedschap rondslingerde, emmers hard geworden cement stonden en over alles een laag steengruis lag, begon ik me zorgen te maken. Wist Pico Bello eigenlijk wel waar hij mee bezig was? Er was nog steeds enkel maar gesloopt. In het midden van de woonkamer stond een palet bakstenen. Het nieuwe bad dat we gekocht hadden was gebarsten toen hij het samen met Bea de trap op had proberen te duwen maar had laten vallen toen de trapleuning afkraakte. Aan het dak was hij ook al begonnen. Het was een natte november. Regen drupte door drie verdiepingen heen in het bad dat onder aan de trap was blijven staan. Het was al bijna tot de rand volgelopen. Een lege siliconenspuit dreef op het water.
Bea leek mijn bezorgdheid niet te delen. Ze was opvallend vrolijk. Terwijl ik de hele nacht lag te piekeren, sliep zij als een roosje. Soms nam ze me, midden in de nacht, stevig vast, zonder wakker te worden, terwijl ze zacht kreunde of half verstaanbaar lieve woordjes prevelde. Wanneer ik haar 's ochtends vertelde waarover ik had liggen piekeren, stelde ze me gerust.
'Het zal misschien wat langer duren dan we hadden gewild, maar het resultaat zal pico bello zijn', grapte ze.
Ondertussen werd ons leven met de dag minder comfortabel. We wasten ons in een teiltje, aten enkel nog boterhammen en raakten gewend aan het vocht en het vuil.
Op een avond ging Bea de stad in. Ze had afgesproken met Lara, haar hartsvriendin. Ze nam de fiets die ik gebruikte om op het werk te raken. Om half drie was ze nog niet thuis. Ik probeerde haar te bellen, maar kreeg enkel de beltoon en de begroeting op haar antwoordapparaat te horen. Bij de vierde poging kreeg ik het antwoordapparaat onmiddellijk aan de lijn. Had ze haar gsm afgezet? Ik tikte het nummer van Lara in. Die viel uit de lucht. Nee, ze kon Bea niet doorgeven. Waarom niet? Omdat ze niet bij haar was. Ik had Lara wakker gebeld. Ze zuchtte dat ze niet wist waar Bea kon zijn. Maar ik moest me geen zorgen maken. Ze zou zo wel thuiskomen. Lara wenste me welterusten en beëindigde het gesprek.
Ik was in paniek. Mijn hart tikte als een klopboor. Verschillende mogelijke scenario's gingen door mijn hoofd. Het één nog rampzaliger dan het ander. Ik moest iets doen. Maar wat? Ik wist niet waar ze was of bij wie. Ik kon enkel wachten en hopen dat ze gauw weer bij me zou zijn. Terwijl ik op haar wachtte kleefde ik de tegels die al weken klaarlagen in de badkamer.
Even voor zes hoorde ik de sleutel in het slot. Ze schrok toen ik opgewonden voor haar stond. Op haar gezicht de bedrukte uitdrukking van een terechtgestelde. Aan haar hand had ze een fiets die niet de mijne was. Ik keek haar vragend aan.
'Ik moet je iets vertellen', begon ze aarzelend. 'Het is Pico. Ik ben verliefd op hem.'
Het voelde alsof de grond onder mijn voeten, waar al lang tegels hadden moeten liggen, werd weggetrokken.
'Je fiets is gestolen', ging ze verder. 'Dit is zijn fiets. Je mag hem gebruiken om naar het werk te fietsen.'
Op dat moment had ik haar iets kunnen aandoen. Woede maakte zich meester van mijn lichaam. Ik voelde me vernederd. Ik slaagde erin mijn agressie op de fiets te richten. Ik stampte een paar keer op de wielen. Toen zag ik de slijpschijf. Ik sneed het rijwiel in twee helften en vertrok te voet naar mijn werk.
Nu deel ik dit bouwval met schimmels en zwammen. Bea is bij Pico en zijn moeder ingetrokken. Hij komt er om begrijpelijke redenen niet meer in om zijn werk af te maken. Aan een slakkentempo probeer ik het huis zelf op te knappen. Doe-het-zelffilmpjes op youtube maken me wegwijs in de verraderlijke wereld van het klussen. Kamer voor kamer bouw ik ons droomhuis op. Het mag wat kosten. Tijd en geld. Het moet prachtig zijn als ze terugkomt. Want die gedachte houdt me op de been: dat Bea ooit terugkomt om hier samen met mij te wonen.
Ik liep het verliefde koppel onlangs tegen het lijf in de stad. Ze lieten elkaars hand los toen ze me zagen. Het was een kort, onwennig gesprek. In de eerste woorden klonk al het afscheid. Twee dingen waren me opgevallen. Haar ogen hadden weer de glans, waarvan ik me nu pas realiseerde dat hij al jaren verdwenen was en Pico had een beugel nu.
7-10/11/'17