De grond was heerlijk zompig en het geroffel van de eerdere herfstbui had de regenworm boven de grond gelokt. Hij had geen vastomlijnd plan, gewoon een beetje rondkrioelen en dan terug de aarde in. Dat was buiten het kind met de blauwe laarsjes gerekend. Zonder pardon werd hij tussen twee dikke vingertjes van de grond geplukt en in een glazen bokaal bij zijn soortgenoten gedropt. Van achter het raam keek de vader toe, klaar om te gaan vissen. In de verte luidden doodsklokken.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.