Pinguïn P wil geen nieuwe wending aan zijn leven geven. Hij piekert al maanden over een dreigende wending maar hij kan en wil de vredige alledaagsheid niet doorbreken. En toch lijkt zijn omgeving daar anders over te zullen beslissen.
Hij besluit op een dag naar Wim te gaan voor een gesprek. Wim ziet zichzelf het liefst als een pingofiel. De tocht naar deze levensgids is lang en niet zonder risico, beseft P hoewel de oude pinguin op zijn respectabele leeftijd nog altijd de fysiek van een zevenjarige heeft. Bij het krieken van de dag maakt hij zich klaar, neemt van iedereen afscheid, drukt hen op het hart dat hij zal terugkeren.
De zon doet warme pogingen om alle pinguïns richting flesjes zonnebrandolie te bewegen. Tegen het middaguur brandt ze op de vetlaag van hun witte buiken. Het wordt al snel te heet.
In de tussentijd doen de pinguïns wat ze altijd doen: leven in zee, hun verenkleed wassen, hun kuikens voeden, korte vluchtjes door het water maken. En zweten.
Pinguïn P is vertrokken met een dubbele honger; een naar inktvisjes en een naar een rustgevend perspectief. Na drie uur heuplopen is P toch een beetje moe en rust hij wat uit op een blok ijs. Hij staart minutenlang voor zich uit. Veel meer doet hij niet. Zijn gedachten dwalen af naar een nieuwe en gevreesde transfiguratie. Hij heeft er lang over nagedacht, het zich ingebeeld, maar hij kan zich onmogelijk identificeren met een andere soort. Hoe kan hij zeeleeuw, zeehond of schorpioenvis worden? Hij wil pinguin blijven. Hij krijgt dwanggedachten waar hij vanaf wil. Ze verontrusten hem. Hij schaamt zich nu die dwingende en schrikwekkende wereld voor zijn geestesoog verschijnt. In een opeenvolging van beelden ziet hij: 1/een geheime voorbereiding, 2/een gecoördineerde actie, en dan 3/het resultaat van een massale pinguïnsuïcide. Overal liggen stukken van volwassen pinguïns. Zelfs de kuikens liggen er als bloedproppen bij. Ook de kleinsten hebben blijkbaar geholpen bij het hanteren van messen, het richten van mespunten, het precieze steken.
Wat een gruwelijk tafereel! P krijgt krampen in de maag vanwege die angstaanjagende beelden. Ze wisselen mekaar snel af en doen zijn hoofd tollen als het hoofd van een dronken matroos. Vreemd genoeg draaien de beelden ook rond in een reuzenrad, ze bevinden zich in een pretpark voor zeevogels. Daar eten de vogels rode appels met suiker, en wafels met slagroom. Ze waggelen van het schietkraam naar de vrije-val-toren en lachen luid in hun onderbuik. Pinguïn P duizelt bij deze verwarrende toekomstbeelden. Aan zelfdoding doen in groep? Plezier maken in een pretpark?
Hij vraagt zich af of hij misschien veel meer dan een mentale gids nodig heeft. Hij voelt dat zijn honger nog niet is gestild en waggelt naar de koude zee. Voorzichtig neemt hij een duik.
Na een korte lunchpauze zet pinguïn P zijn tocht verder. Hij heeft zijn nare ideeën in het ijswater achtergelaten. Na een tijdje heupwiegen lijkt een moeilijk pad zich voor hem te openbaren. Een erg smalle strook ijs, daar moet hij over zien te geraken. Hij berekent hoeveel stappen dat van hem vergt. Vijftig. Hij haalt diep adem en zet voetje na voetje tot hij aan de overkant die adem weer loslaat. Hij nadert Wim, dat weet hij wel zeker.
Toen de aarde nog niet opwarmde zoals de aarde nu opwarmt, was pinguïn P niet bang voor de toekomst. Hij kon als pinguïn leven en als pinguïn sterven. Sinds hij zijn zweet niet meer herkent als vluchtig maakt hij zich zorgen over wat nog moet komen. Hij vreest dat alle pinguïns moeten transformeren naar een andere soort; een soort dat in de diepte van de zee het leven kan verderzetten of een vliegend soort dat hoog boven de oceanen verder leeft. P weet wel zeker: hij is niet klaar voor die ommekeer. De geur van zijn zweet herkent hij niet sinds hij met die gedachte speelt. Hij wil vooral pinguïn blijven. Misschien kan Wim hem helpen?
P nadert het hol waar de pingofiel schuilt voor de vrieskou. Als hij bij de voordeur van het ijsgat staat hoort hij Wim al roepen: even geduld, ik kom zo! Als de zon ondergaat zitten ze beiden nog aan tafel bij een fles wijn en een stapel vis. P schudt heftig met z’n witte kop wanneer Wim zegt dat angst geen zin heeft. Angst voor wat zal komen heeft geen zin. Zelfvernietiging? Wim schrikt van dat idee. Een voorbereidde zelfdoding? De veranderingen op Antarctica kunnen alleen nog maar aanvaard worden. Het is te laat voor de alarmbel. Te laat voor een betekenisvolle omslag. Daar is Wim van overtuigd.
P begrijpt die boodschap niet. Hij wordt opstandig van het onomkeerbare. Er moet een oplossing zijn voor de opwarming van de aarde, het wegsmelten van zijn land, het verdwijnen van zijn voedsel. De pinguïnkuikens hebben recht op een toekomst en op hun aard, schreeuwt hij.
Wim wordt triest van zoveel onmacht die nergens toe leidt. Hij is een absolute liefhebber van pinguïns maar kan P niet helpen. P wil zich bij voorbaat opsluiten in zijn identiteit. Wim is ervan overtuigd dat identiteit tijdelijk en inwisselbaar is.
Ik ben hier en nu, zegt hij. Ik ben nu Wim maar morgen ben ik misschien een berg of een rivier. Ik leef met de stroom mee. Misschien word ik een vijand van mezelf, klaagt P, misschien word ik een zeeluipaard of zeemeeuw? Of erger nog: een mens? De gedachte een mens te moeten worden bezorgt P koudwatervrees, nee, het is sterker dan dat, het is de meest gruwelijke gedachte denkbaar. Hij weet hoe mensen omgaan met de aarde. Hoe konden zij hun moeder ooit opgeven?
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.