plaaster
we hebben het moeilijk met rood zo was het altijd
we raken die rozen bijna aan
ik ben duizelig door de koffie
hun doornen op ons neerkijkend altijd dominant
mijn kleine doornen zijn zo scherp
dat je mij in beide handen kan wiegen en mors me
en zuig het bloed recht uit mijn pinky pinky
en blijf in de hoek
ik zal me terugtrekken
tot ik in je beide handen pas
of buig me tot futuristische dromen en doe mijn best om geworteld te blijven
maar ik vind de kramp in mijn tenen fijn
het alledaagse afgesneden
ik kan nooit duidelijk zijn
omdat ik het laatste van de zomerrook zie niet de ramen
ik zie nooit door alleen tussen
en dan voel ik me goed
omdat ik de reflectie van de zon kus zonder te durven opkijken