Ik stond daar zo helemaal verlaten
alsof de wereld ergens anders was.
Ik keek je na met tranen die
ontkenden hoeveel ik je haatte.
Ik wou nog even naar je
zwaaien en glimlachen of zo.
Ik wou je als een monster
achterna rennen, maar de wielen
dachten mij krijg je niet.
Ik wou die banden beheksenen ze
als een bemoeiziek karkas tegen een
onschuldige boom doen kletsen en
je dan redden en je kwade hart in
mijn zorgen weer veroveren.
Maar je verdween en de kilte liet
mij weten dat we nooit meer
twee zouden zijn.