Als ik van poezen zou houden, was poeslief mogelijk een adjectief dat goed bij mijn oma zou passen. Katten vind ik wijs en ondoorgrondelijk, maar echt lief heb ik ze nooit gekend. Ik heb dan ook nooit een kat gehad en ken ze enkel van bij iemand anders. Toch blijf ik bij mijn oma aan een gezellige donkergrijze kat denken die af en toe naar je uithaalt en een schram op je arm bezorgt.
Zelf bezit ze een echte loebas van het merk Labrador. Die schafte ze aan toen ze weduwe werd. “Ik moet iemand hebben om mee te praten, nu ik opa niet meer heb om op te duvelen”, zei ze openhartig en voegde er meteen aan toe: “Katten is voor mij een werkwoord en bij poezen denk ik aan iets dat niet meer past bij mijn leeftijd. Alhoewel!”
Wat kan ze goddelijk zijn, die oma van mij. De haren opgestoken, rouge op de gepoederde wangen en zachtroze lippenstift, kijkt ze mij teder aan als ik haar boodschappen breng.
“Jij verdient een extraatje”, lacht ze. “Kom, we gaan nog eens koekjes bakken met extra veel krenten. Die lust je zo graag. Een ouwe krent als ik, weet er alles over!”
Ik ben fier dat ik de enige in de familie ben aan wie ze haar geheim recept van haar krentenkoekjes heeft toevertrouwd. Sinds ik hier voor het eerst in korte broek in haar keuken stond, mocht ik er blijven wanneer ze ging bakken. De enige voorwaarde was dat ik voor haar in de buurtwinkel de ingrediënten ging kopen, want die moesten steeds kraakvers zijn. Het boodschappen doen is een gewoonte geworden en nu ze er alleen voor staat, kom ik wekelijks haar lijstje ophalen.
“Neen, lieverd, jij vliegt buiten”, roept ze naar de labrador die maar al te graag in de keuken wil blijven. “Jij, lieverd, aan het werk”, zegt ze mij smalend.
Aan de keukentafel met de rijzende koekjes in de oven, kijkt ze me doordringend aan en vraagt: “Zo, hoe zit dat nu met je? Heb je al een vriendin? Of heb je een vriend? Dat kan allemaal tegenwoordig, hoor. Als je maar zorgt voor wat nageslacht, want dat recept van mij moet voor de toekomst bewaard worden.”