Anita zat te kakken en dat leidde haar tot een aantal bedenkingen. Hoe hard ze ook probeerde, en met hoeveel egards ze ook werd behandeld, ze had zich nooit echt helemaal weten te vereenzelvigen met haar status van prinses. Het blauwe bloed dat door haar hart werd rondgepompt leek ooit eens op een blauwe maandag te zijn ingebracht met een infuus. Op elk banket waar ze aanschoof leek ze de enige te zijn die wel een klets mayonaise zou kunnen verdragen, en de graven, hertogen, en prinsen die haar steevast het hof trachtten te maken vond ze veelal wereldvreemde losers. Vooral die van Denemarken was een rotte.
Nee, Anita had het meer voor Jeffrey, de loodgieter van het paleis. Die smokkelde regelmatig halve literblikken bier binnen voor haar, en regelmatig ook eens een bounty of een pitta. De koning had hen recentelijk betrapt toen ze samen monopoly aan het spelen waren, en had Anita sindsdien ten stelligste verboden om nog met Jeffrey om te gaan, wilde ze de rechtmatige troonopvolgster blijven. Koning of geen koning, dat had ie natuurlijk niet moeten doen.
De loden pijp waarmee ’s konings aangezicht tot gort was geslagen, lag ostentatief naast het lichaam in de bibliotheek. Een uitgemaakte zaak. Arme Jeffrey, de kerel wist nog van niets.
Anita hoorde de loeiende sirenes dichterbij komen. Ze stond op en spoelde door. De troon lonkte.
Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.
Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.