Preveling

4 mrt 2020 · 12 keer gelezen · 0 keer geliket

De havenlichten branden
dodelijk blauw, boten loeien.
De wind waait
genadeloos hard.
Hij kletst ons tegen de grond.
Dat vallen daar zijn we
in gegroeid.
Gisteren nog waren we jong
speelden we volwassen
gingen we keihard
nachtenlang door
naar de verdoemenis
tot de verdorde realiteit
ons bijhaalde.
De havenlichten branden
op zoek naar ons.
Straks volgt het kruisverhoor
van goedbedoelde
goudzoekers die niet weten
dat het enige wat wij te
bieden hebben restjes
patatten zijn.
Wie laat wie eerst
vallen in dat blaffen
naar de maan
met schuim op onze
bekken.
Iedereen praat
wij zoeken zuurstof
in de asem van een
hoer die niets vraagt
of ziet.
De wind broeit
niemand kent
genade.
Na de hoogmoed
komen de ontelbare
rondjes de ondeelbare
kilometers smachten
naar mededogen.
De nacht schuift op
de haven glijdt
langs ons.
Onze rekker
knapt en
wij
zijn
weg.
Eeuwig

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

4 mrt 2020 · 12 keer gelezen · 0 keer geliket