Puppies, die hoge dosis schattigheid

26 dec 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

 Over leuke kerstgeschenken gesproken, zo’n kleine petiterige wormpjes die piepend door elkaar kronkelen. Hoe vertederend kan iets zijn?

Het mag buiten vriezen dat het kraakt, een koude decemberstorm mag razen of een typische kust-rukwind mag waaien. Die kleine bengels die aan mama’s tepels jengelen maken mijn kille hart telkens weer zo week en kneedbaar.

Een hoopje kleine hondjes van amper drie weekjes oud, nog geen besef van wat de wereld hen te bieden heeft liggen heerlijk te soezen op een paars denken beprint met hondenvoetjes. De fokker laat me met veel trots zijn nestje zien. Al enkele uren zijn deze kleintjes in dromenland, tijd om even op te staan.

Eén voor één opent zijn ogen, rekt zich uit en krabbelt traag overeind. Enkele lijken me te geeuwen. Ik voel me helemaal wakkig worden vanbinnen en vol verlangen zit ik op mijn knieën naast de werpkist.

Ik voel een lichte drang opkomen om in de kist te springen en me er tussen te plooien met mijn benen opgetrokken en in elke plooi wil ik een snurkende puppy in een diepe, diepe slaap. Voor zover mijn dromen zelden werkelijkheid worden leg ik me erbij neer dat ik ze enkel maar zal kunnen vasthouden.

Met een hoge stem en met wiebelende vingers weet ik de aandacht te trekken van die éne bruine Dobermann. Hij heeft geen bandje om zijn nek, hoe moeilijk kan het ook zijn om de unieke babyhond uit de nest te herkennen? In ganzenpas waggelt hij naar me toe en begint te spelen met heen en weer dansende vingers op het krantenpapier. Ik neem hem op en kan het niet laten om hem toch eens goed te bekijken en hem vervolgens plat te knuffelen. Zo’n maximale dosis schattigheid is ook zo moeilijk te weerstaan.

Het figuurlijke lelijke eendje dat later een nog mooiere zwaan zal worden laat zijn ongenoegen blijken wanneer hij zijn vlijmscherpe tanden in mijn vingers plant. Al kreunend vecht hij zo hard hij kan tot hij met al zijn kleine voetjes terug op de begane grond staat. Boos kijkt hij me aan als hij zijn tredje verder zet.

Terwijl hij naar de krant holt om zijn plasje te doen staat een andere pup wankelend op zijn poten me aan te staren. Deze vraagt zich wellicht af welk gek wezen nu weer voorover gebogen voor zijn neus staat. Hij draait zijn kop wanneer datzelfde gekke wezen even gekke geluiden maakt.

Vol goeie moed trekt het kereltje zijn stoute schoenen aan en strompelt mijn richting uit. De rest van de nest weet niet waarmee zich eerst bezig te houden; hetzij met de pluche beestjes spelen of eerst hun plasje doen. Misschien een grote boodschap maar daar lijkt het merendeel zich nog geen zorgen over te maken.

Zo zwak als ik ben til ik het kereltje op en duw hem tegen me aan, iets waar de kleine vechtersbaas niet van moet weten. Hij voelt zich de captain Jack van de bende en zal zich niet gewonnen geven tot ik achter zijn oren krab. Zo zwak als hij dan weer is laat hij zijn kopje op mijn arm rusten terwijl zijn argusoogjes stillaan wegebben in deze wereld van onschuldig genot. Hij lijkt er gerust in te zijn. Dezelfder tijd voelt de pup een hongergevoel in zijn maagje opkomen en denkt dat mijn kin én mijn vinger een tepel is waar hij naar hartelust kan aan zuigen terwijl zijn honger kan worden gestild. Mijn gezicht hangt vol puppiekwijl wanneer de bengel me teleurgesteld aankijkt. Tot zijn grote vergissing beseft hij dat ik niet het wezen ben dat hem melk kan bieden.

De fokker lacht zich te pletter.

Terwijl ik geniet van de schelm vraag ik me diep van binnen af hoe mensen zulke kleine, schattige en tegelijk onschuldige dieren gewetensloos kunnen pijnigen. Bedroefd denk ik aan mijn eigen hond, de sukkel die de pech gehad heeft om tussen stront geboren te worden terwijl de fokker van deze hondjes van hot naar her rent om elk keuteltje binnen de minuut opgeruimd te krijgen. Ze krijgen de beste voeding terwijl de mijne stro kon vreten en soms eens tevreden mocht zijn als haar moeder geen troef  kreeg.

Deze pupjes lijken niet te beseffen in wat voor een gelukkige, warme omgeving ze zijn geboren. Ze mogen van geluk spreken dat de baasjes van hun mama het goed met hen voorhebben en dat ze niet moeten leven in een schuur terwijl in de

winter de ijzige wind door merg en been raast of wanneer de zon in de zomer f

el op het hooi schijnt zodat er een walgelijke geur van hondenstront en urine

heerst over hun nest.

Ach, het doet pijn te weten dat er zoveel bandieterij bestaat onder de honden, in de gehele dierenwereld. Op tv noemt men het broodfok, ik noem het smeerlapperij.

De pup is tussen mijn gedachten door in slaap gevallen op mijn arm. Hij lijkt zo gelukkig en eigenlijk vraag ik me wel af waaraan hij nu denkt.

Zou hij dromen dat zijn toekomstig baasje in kampioenklasse gaat werken met hem of zou hij een sofa-hond worden? Zal hij nog zijn rode halsband hebben tegen hij vier maand is of zou hij een stoere zwarte band krijgen? Misschien wordt hij wel een stevige kerel die iedereen verstomd doet staan wanneer hij in de ring stapt, trouw aan de zijde van zijn baas. Of wie weet zal hij kampioen in pakwerk worden? Aan de hand van zijn stevige beet in mijn vingers vermoed ik glimlachend het laatste.

 

Niemand hoeft zich zorgen te maken, laat hem nu maar weer vredig slapen tussen mama, zijn broers en zusjes, knabbelend op het oor van meneer pluche konijn.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

26 dec 2014 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket