ik zit weer aan de fles
hij kroop gedwee naar mij
vanuit zijn kast
ooit heb ik hoop
voorzichtjes uitgeknepen toen ze sliep
ze leeft nu achter glas
zo goed
als ze wil smaken
naar berusting niemendal
het is vooral die dop
die niets meer wil
geen twist gedraai en het
blijft stil hoewel ik haar
de schemering vertel
dat ik nog durf
op bloten voeten
alles uitpersen
op zoek naar most voor morgen
alleen
ik weet het niet
waar ik ze vinden kan
de kleefstof voor de barsten
smelten willen ze
en straks berusten
dromen zijn het misschien wel
een gloed die slaapt de adem
van een leger vuurvliegjes
vluchten doen ze
voor een ijsbeer
lief leek hij
de hemel rood
terwijl ze gleden door mijn vingers
alle vormen van dat zacht gevoel
kon het maar
opnieuw
wat kriebelen
de boel blijft echter kil zoals de dood en toch
er is een pool of drie
ze willen eerst nog sneeuwen
vlokken strooien over de vergeten larven
die voor jou
die straks
de lente
zomaar
aandurven
uit de reeks 'Majnun, het gebrabbel van een gek'