Dit is een bedenking bij de eerder gepubliceerde tekst van Hans Verhaegen onder de titel ‘Privileges’.
Daarin schrijft de auteur eindelijk de moed gevonden te hebben om openlijk tegen ‘racisme’ in te gaan. Dat is lovenswaardig, zij het dat racisme niet tot een ras, kleur of afkomst te herleiden is.
De Italiaans-Belgische zanger Adamo, inmiddels multimiljonair, verklaarde op de Franse T.V. hoe hij als kind een haveloos bestaan leidde. Zijn vader besloot destijds om de Zuiderse zon van Sicilië in te ruilen voor het zwart van de Belgische koolmijnen.
Het licht inruilen om in de duisternis te leven en er geen cent rijker van te worden, integendeel om zijn ganse gezin in armoede te dompelen in een wildvreemd land.
Hij was niet de enige om zulke keuzes te maken, die levensbepalend en in vele gevallen nefast waren voor de volgde generaties.
Na Italië volgden ‘gastarbeiders’ uit Spanje, Turkije en Marokko.
Met Italianen en Spanjaarden kon het katholieke gastland goed overweg. Met Turken en Marokkanen werd het grimmiger, vanwege hun godsdienst en voor Belgen rare manieren van leven.
De koolmijnen zijn nu gesloten, de meeste stoflonglijders zijn inmiddels overleden maar hun familieleden en nakomelingen zijn gebleven.
De meesten hebben zich goedschiks aangepast aan de wetten en gewoonten van het land waar hun voorouders als gasten werden onthaald. Zij hebben er een levensstandaard verworven die in vele gevallen hoger reikt dan die van de ‘inheemse’ bevolking.
Maar dan zijn er de uitzonderingen, zij die geboren zijn om keet te schoppen en de gevestigde orde op alle mogelijke manieren te dwarsbomen. Omdat men er van uitgaat dat zij de regel bevestigen worden door hun misdragingen ganse bevolkingsgroepen onterecht met de vinger gewezen .
En dan stel ik mij de vraag: is op die wijze zijn gelijk willen halen in een land met open grenzen geen extreme vorm van racisme?