Als ik alleen thuis ben, durf ik er naar luisteren. Maar als de mannen binnenkomen is het van: “Pa, heb je die Franstalige zender weer opgezet?”
Die zender is Radio 21. Radio Vingt-et-un. Ik vermoed dat de naam gekozen werd om luisteraars het gevoel te geven dat ze ergens altijd eenentwintig blijven. “Ge verstaat toch niet veel van wat ze vertellen”, zegt onze jongste. “Niet alles, maar dat moet niet”, antwoord ik. “De reclame is niet zo vervelend als op de Nederlandstalige zenders en dat Frans geeft me wat vakantiegevoel”. Ze kijken me niet-begrijpend aan. Ik heb niet veel nodig om me in Brussel of Parijs te wanen.
“Jullie zijn niet te beklagen. Vroeger moesten we soms naar de Duitse tv kijken. Moeten ja. Want er was maar één tv-toestel in huis. Nu hebben we meer tv-toestellen in huis dan er kamers zijn. En dan tel ik de laptops nog niet mee.”
Het ging van carnaval in Keulen tot Duitse schlagermuziek. Ik droom er soms nog van. Mijn vrouw schrikt zich te pletter als ik ’s nachts een lied van Heintje aanhef. Te begrijpen natuurlijk.
“Het ergste waren de films op de Duitse zender”, ga ik verder. “Die werden gedubd. Dan zag je in een western de cowboy plots ‘Hände hoch!’ zeggen in plaats van ‘hands up!'. Aan zijn lippen zag je bovendien dat de man eigenlijk iets anders zei. En als we cowboy en indiaantje speelden moest er altijd iemand de Duitse cowboy zijn.”
Dat laatste verzin ik ter plekke, maar ik zie toch al een glimlach verschijnen bij onze jongste. Die glimlach wordt een grijns als er plots een bekende stem op Radio 21 weerklinkt. “Je suis Donald Muylle”, horen we de stem zeggen. Donald Muylle begot. “Wat zei je ook alweer van die reclame, pa?”
Tja, daar sta je dan.