je begon dingen van mij te dragen
eerst gewoon een trui omdat het ’s avonds frisser werd
dan een jasje omdat je dat thuis was vergeten
dan een pyjama omdat de nachten
tijdens het nagloeien week na week kouder werden
je droeg ze overal, liet hun pluizen achter op de vloer
tot ze alsmaar dunner werden
tot je bijna niets meer van me
om je heen had
tot ik me afvroeg hoe het voelde, ergens bijna niet omheen te zijn
je rafelde ze steeds verder uit
aan ruwe muren die ooit mooi moeten geweest zijn
aan binnenkanten van jassen
aan klittenbanden en struiken in de tuin
tot we allebei weer naakt waren
niets meer te verbergen hadden
of eerder niets meer hadden
om het achter te verbergen
tot er helemaal niets anders opzat
dan ons bloot te geven aan elkaar