Marcel De Vuyst dooft zijn sigaret, duwt het klepje van de asbak dicht en blaast de sliertjes rook uiteen voor hij uitstapt. Nancy krijgt haar gordel niet los, haar vader tikt op de ruit. Zijn rechterhand maakt draaibewegingen als de hand van haar moeder die eieren klutste.
Ze duwt haar twee duimen tegen het rode rotknopje tot de gordel loslaat en stapt de late zomerhitte in die tussen de gevels van de Zuidstraat hangt. In de Grand Bazar tegenover de school floepen enkele neonlichten aan en uit. Drie jongens zitten voor de ingang op de zadels van hun brommers, een cassettespeler tussen hen in. Words don’t come easy to me.
Nancy steekt haar handen diep in de zakken van haar jeans, voelt het kroonkurkje dat er al enkele dagen zit. Ze kijkt omhoog naar de immense schoolgevel. Scant de ramen op de zesde verdieping waar gordijnen hangen en hier een daar iets op een vensterbank staat. De gevel lijkt een reuzenkast, de ramen lijken schuiven zoals de kast bij apotheker Verbiest. In een van de bovenste schuiven zal ze zes jaar leven.
‘Ze staan precies op ons te wachten. We zijn laat. Kom dan!’
Ze telt tot vier, slikt het zuur in haar keel weg en onderdrukt de neiging om haar vaders hand te pakken. How can I find a way to make you see I love you, words don’t come easy.
Rond de perfect en de opvoeder staan zeven andere kinderen en ouderparen bij het standbeeld van de stichter van de school, vlakbij de schoolpoort. De perfect drukt Marcel de hand. Nancy krijgt een schouderklopje.
‘Aha, daar zijn de laatsten, maar de laatsten zullen misschien de eersten zijn op het eind van het schooljaar. Ben je er klaar voor meisje?’
‘Ja meneer, ik denk het wel.’
Ze haalt de handen uit haar broekzakken en houdt haar armen stijf tegen haar bovenbenen als een gesloten kurkentrekker.
‘Mooi zo! Ik heb mijn woordje al gedaan. We moeten de speelplaats over. Ik praat u zo meteen bij, Mijnheer De Vuyst. Meneer Hostekint zal jullie naar de kamers brengen.’
‘Hartelijk dank en excuses. De auto startte niet. Hij staat de hele week stil, ik ben op de baan. Excuseert u mij.’
De speelplaats is een lege vlakte vol asgrijze tegels als dode roggen. Geen afdak waar de fietsen van de leraren aan haken hangen en waartussen Nancy zich schuilhield bij verstoppertje. Geen hinkelspelen en lang uitgerekt genummerde rupsen geschilderd. Geen voetbalveldje waar ze eind juni nog met haar klas het trefbaltornooi tegen 6B had gewonnen en als kapitein Francis Delbeke eruit had gemept.
‘Dit is jullie studiezaal. Na de laatste les hebben jullie een half uur pauze en dan wordt er hier elke avond van 16.30u tot 18.30u gestudeerd. Na de studie wordt er warm gegeten en is er na inspanning, ontspanning en recreatie.’
Nancy lipt de woorden. Ontspanning. Recreatie. Het klinkt bijna zo fijn als Pim-Pam-Pet of pap met bruine kinnekessuiker aan de ronde witte keukentafel met mama.
‘En nu moeten we enkele verdiepingen klimmen, maar dat zal wel geen probleem zijn met jullie jonge beentjes.’ De perfect knipoogt naar een van de moeders die terug lacht. ‘Meneer Hostekint zal jullie meenemen mee naar boven. Ik zie jullie straks dan.’
Tweeëntachtig. Drieëntachtig. Vierentachtig treden heeft Nancy geteld tot aan het slaapblok op de zesde verdieping. De deuren staan open. Een voor een als in een trage choreografie verdwijnt een drietal in een kamer. Nancy heeft de laatste kamer van een doodlopend stuk gang tegen de straatkant. Ze blijft in de deuropening staan. Op de deur kleeft een etiketje met haar naam erop. Eronder de lijmresten van een afgetrokken sticker. Haar vader legt zijn handen op haar schouders en duwt haar zachtjes de kamer in.
‘Ga maar, dat ziet er hier in orde uit.’
‘Ik laat jullie even de tijd om uit te pakken,” roept de opvoeder vanuit de gang. Ik zie jullie binnen een half uurtje graag terug op de speelplaats bij de ingang waar de perfect ons opwacht.”
‘Ge gaat hier goed zitten. Ze gaan hier goed voor u zorgen. En voor dat ge ’t weet is ’t vrijdag en ben ik ook weer thuis. Ge zult het zien. Kom, pakt uw kleren maar uit.’
‘Ik doe het liever straks, dan kan ik het op mijn gemak doen.’
‘Installeert u dan straks maar.’
Ze staan bij het bed en de ongeopende koffer erop als rond de kist van haar moeder een jaar eerder.
‘Het zal rap vrijdag zijn. Ik denk dat er nog volk toekomt.’
Op de speelplaats klinken stemmen van oudere internen.
‘Laat ons dan maar weer naar beneden gaan, dan zijn we op tijd bij de perfect, dan hebt ge al goeie punten.’
Hij knipoogt, duwt haar weer zacht de kamer uit, legt zijn handen op haar schouders en kust haar op het hoofd. Nancy ruikt zijn tabaksadem, voelt de lippen van haar vader op haar kruin en legt haar handen op de zijne.
‘Het zal u wel lukken. Gij kunt dat.’
‘Ik kan dat,’ denkt Nancy ook al weet ze niet meteen wat ze zal kunnen. Ze lopen de trappen af, hun stappen klinken hol in de lege gang. De perfect geeft wat laatste instructies en neemt afscheid van de ouders.
‘Ik ga dan vertrekken. Ik moet Jan nog wegbrengen. Het zal rap vrijdag zijn meideke.’
‘Ik ga dan eerst uitpakken. Vertrek maar papa.’
Nancy bijt op de binnenkant van haar kaken. Ze beent de trappen op, blijft bij het raam op de eerste verdieping staan en ziet haar vader de speelplaats oversteken. Ze ademt op haar pols en ruikt eraan. Duwt haar voorhoofd tegen het glas.
‘Kijk nog eens om papa,’ fluistert ze.