de raaf keek toe
terwijl hij groef
het waren putten
op de juiste grootte
niet gemeten wel geschat
de maten van de dieren
waren aangevoeld
de bodem omgewoeld
om dood een plaats te geven
droefenis moest blijven
leven in mijn hoofd
hier in dit kapbos
naast ons huis
brieven werden niet verwacht
het ledeleven voor
die wezens woekert
diep onzichtbaar
het gebeurde echt het weegt
vaak op de sfeer
kleurt de wolken donker
hun gewelf het is
van grijs beton
op droeve dagen
als de raven
daar weer waren
kwam hij nochtans langs
de postbode hij likte
aan de voordeur lust
de feromonen van de rampspoed
weet zeer goed
hoe spades in de aarde schuiven
waar de vork de steel ontmoet
hij las mijn brieven
aan de troost misschien
of snapt gewoon
hoe droefenis
zich met die tranen
uit de hemel laaft
ik voel dat nog
gebeuren denk
terug aan toen een raaf
daar op de uitkijk stond
terwijl mijn vader nog
één putje groef
uit de reeks 'Over eelt en zurkelteelt'