Wij zijn twee regenbogen. Wij zijn zelden
een paar, spannen zelden samen.
Wij slaan geen bruggen naar de hemel,
houden gebogen een donkere afstand
in concentrische kromming.
In een nevel van volle druppels leven
onze kleuren hard en smal, weerspiegeld.
Blijft in de late zon het avondrood.
Aan het einde zijn wij niet bereikbaar,
slechts vervagen doen wij samen.