ik schuif me in de kast van het verlangen
veroorloof me intimiteiten met haar bast
waar ze nog naar ruikt, naar vroeger,
toen het nog bonafide was om te verbergen
krab ik zacht mijmerend aan jouw binnenkant
en hoor een naklank die me doet huilen
zinderen smachten naar de kleur onder het beits
welke me heeft gevormd geplooid tot wie ik ben
geworden; links van mij ligt een vingerdoekje
waarmee ik dep in druppels van verloren vocht
waarmee ik ben gevoed en proef de gevelde
boom waaruit jij en ik bestaan en blijven staan