de waslijn is gisterenochtend gestorven
hij droeg broek, kous en een zomerse hoed
nu ligt hij mistroostig in as en roet
de wester heeft wat leuk was bedorven
zijn strakke nylon huid speelde met het weer
danste door mijn lenige vingers heen
nu hoor ik ellende en zie ik ween
een nieuwe ontmoeting volgt er nooit meer
zomers gaf hij mij een gewaarde blik
toen ik hem schoonmaakte voor het straatvolk
dat hem in een luchtige pose opnam
als vrienden hielden we van jolijt en schik
lachten om elkander en de donkere wolk
ik zag dat zijn vriend het niet overnam
