Als er geen dorst naar was,
droogde er nooit een letter op.
Vatte er vast ook geen vuur in die laatste kamer.
Hoorde dan niemand het knarsend gemaal,
dat de maat aangaf van het zwijgen,
dralend rond argumenten?
Of was het de steenhard bedachte leegte,
dat gat ergens ter hoogte van mijn middel,
waaruit ingehouden stilte weerklonk,
toen de nacht geen wal meer raakte?
Als onpeilbaar zwart liet het zich horen
en riep op tot vergetelheid,
waarop elk afgeleide als iets anders verscheen
en daarbij het proberen losliet.