was het seizoen dat de zeeuwse ziek waren of zoiets,
met spaanse galjoenen andere door het sop werden aangesleept die je
niet te vreten vond, noemde ze ‘zoutloze conquistadores -
belachelijk om weer overheerser te komen spelen.’
Je berustte in je lievelingsgerecht, stampte de schelpen bij de kippen
klein, met vaardigheid die in de weeromstuit deed zegevieren.
Even later, er was niets gebeurd, zat je haring te eten.
Bij de juiste golfslag uit het juiste land in zee
kwamen ze vroeg het jaar erna, de Golden uit Yerseke,
hadden krabjes op vakantie die talrijk op hun banken kwamen zitten,
huidplooien van het zilte vruchtvlees als dekbed over zich heen trokken.
‘Storende aanwezigheid dit jaar’ blokletterde de pers.
‘Prima’ zei jij weer onoverwinnelijk,
- en ik wou dat ik het maar één enkele keer in jouw plaats had gezegd -
‘Drie kilo krab en mosselen zal je voor die prijs nergens vinden.’