die witte waas die haar holtes vult,
het isoleert ongehoorde beweging
en met het geluid van het licht
legt ze mos over randjes, zacht afwezig
zo wordt elke aanraking een indruk,
aardt ze wel in elke kuil
in het kruin van vele misschiens
wordt geritseld, soms gefloten,
dat zij alle twijfels bij naam kent
op de grens van de traagste onschuld,
is het niet haar schieten dat ons neerlegt
dan wel haar grootte