Jij was mijn rots in de branding, toch?
De rots,
die telkens bleef staan,
terwijl mijn golven
tegen zijn stenen lijf
hebben geslaan.
Jij werd zachter,
zo leek het toch,
hoe vaker wij op elkaar botsten,
ik vloeiend,
jij vast,
maar toch veranderd,
allebei.
Op een moment nog
elkaars reddingslijn
op de andere
een omhullende reddingsvest,
maar nu ineens:
niets.
Jij verloren
onder de hoogste golven
en ik verloren brandend
zonder jou.