staande aan een sloot
je voeten geplant
in bruine drek
weeg je je verdriet
naast je
een geoorde wilg
ter dood geknot
doof gemaakt
je staart
naar het zwerk
tast met uitgestrekte hand
in loden niemandsland
verborgen onder
een gedweeë struik
een kreng
een ooit vroede hond
die jij daar hebt gelegd
als antwoord op het leven
jij nu neemt zíjn deel in
van zijn verscheiden
je fluistert zijn naam
die niemand kent
een wrange nasmaak
vult je kleverige keel
je slikt zwaar
bloed vult je longen
je blaft je dood
bezwijkend in de sloot