Voeten treden kordaat aan.
Een westenwind ligt ginds en schuilt.
Is het kind in groei op het halfdroge land?
Bewerk de voeten.
Hoor de hoeven.
Poten bewegen in het spel, het water spat.
Bomen omzomen een plas.
Zadelmak laat het paard zich horen.
Het draagt. De brug draagt en baadt in buien.
Onder het lage water, de lange vaart.
Gevaar haalt de glans van de maan.
Word een regenboog. Benader haar, op de rug.