Het had iets van een date, toen ik me klaarmaakte om met Diane Broeckhoven naar de boekpresentatie van Autobiografie van mijn lichaam van Lize Spit te gaan in De Singel vorige vrijdag. Dat had misschien te maken met de avond zelf, waar heel wat chic volk rondliep, maar ook met innemende persoonlijkheid van Diane zelf en haar woordkeuze die ze voordien had gebruikt, namelijk dat ik haar +1 was.
We hadden om 19u30 afgesproken voor de ingang. Zij ging met de tram, ik nam de fiets. Dat ze binnen aan de vestiaire op me wachtte, las ik in een berichtje, terwijl ik mijn fiets vastzette, het was wellicht te koud om buiten te wachten. Ze zag er keurig en fleurig uit, ze ging in het paars gekleed en droeg ook jeugdigheid in haar ogen. Ik volgde haar voorbeeld en het boek voor de aanvang van de presentatie. Ik grapte dat ik mijn exemplaar even ging ruilen, nadat ik opmerkte dat het mijne vol gaatjes zat. Nee, zulke speciale covers maken ze niet voor zomaar iedereen.
Een vijftal minuten later liepen we door naar de blauwe zaal, waar de presentatie zou plaatsvinden. In het midden van de gang, die rook naar renovatie, had men strategisch enkele statafels geplaatst met twee medewerkers die toegangscodes moesten scannen. Diane had me al ingelicht over haar persoonlijke uitnodiging door Lize zelf en de problemen met het reserveringssysteem die zich op dat moment hadden voorgedaan. Ze haalde haar smartphone boven en veegde hem open met een vloeiende beweging die millennials het nakijken zouden geven. Ze begon te scrollen in haar mailbox en prevelde woorden die aan niemand in het bijzonder gericht waren, namelijk dat het al wel lang geleden was dat ze de reservering had gedaan. Terwijl ze zocht, werd er gretig om ons heen gescand en doorgelopen. Ze verontschuldigde zich, ik wuifde haar woorden weg. ‘Je mag niet meer met een bejaarde afspreken’, sprak ze met profetische toon. Ik moest erom lachen, maar sprak haar moed in dat dit niets met leeftijd te maken heeft, iedereen sukkelt wel eens met die dingen. Wanneer ze me uiteindelijk om hulp smeekte, ontpopte ik me als een helpdeskvirtuoos en stelde haar gerichte vragen zoals: weet u nog wie de afzender van die mail was? Oké, dat vousvoyeren verzin ik erbij.
Ik begon de zoekfunctie te gebruiken als een mislukte Sherlock Holmes om de mail in kwestie op te sporen. Wanneer er zelfs bij verschillende spellingen niets opdook van ene Ste(f)(ph)(a)an(e), besloot ik de bevestigingsmail, die ze wél had maar die helaas geen broodnodige barcode bevatte, onder mijn loep te nemen. In héél kleine lettertjes spotte ik de woorden ‘download hier uw tickets’, waarbij ‘hier’ een hyperlink was.
Trots als de kleinzoon die ik ooit was toen ik mijn grootmoeder wegwijs maakte in het digitale landschap, toonde ik haar mijn overwinning. Maar die was te vroeg gekraaid. We strandden op een inlogpagina en zij wist uiteraard het wachtwoord niet. Ook daarvoor kwamen excuses, die ik eveneens terugkaatste, en haar verklapte dat ik al mijn wachtwoorden ook ergens digitaal bewaar om ze niet te vergeten, het zijn er ook zoveel (en verschillende, anders ben je de pineut bij een datalek).
Diane was het ondertussen, volledig terecht, beu. Ze zei nu iets strenger tegen het meisje dat al een halve blauwe zaal had gescand dat ze de mail niet vond en misschien nooit had gekregen, en dat ze persoonlijk uitgenodigd was. Het meisje herhaalde dat ze een code moest scannen, alsof we dat nog niet wisten, en voegde eraan toe dat ze het eens zou vragen aan haar collega. Diane zette met retoriek de absurde situatie in de verf. ‘Wij zien er toch niet uit alsof we illegaal binnen proberen te komen?’ Ik voegde eraan toe dat de toegang overigens gratis was. ‘Kijk, ik heb zelfs het boek bij me.’ Het meisje glimlachte alsof het haar eerste dag was, en zei kort daarna dat het haar eerste dag was. Diane legde een begripvolle hand op haar arm, maar wat mij betreft mocht ook de jonge vrouw, eerste dag of niet, begrip tonen voor ons. Maar ik zweeg. Na veel aandringen zei haar collega dan uiteindelijk dat het in orde was, zonder meer.
We volgden de massa en die kwam opnieuw tot stilstand voor de deuren van de zaal. Mensen begonnen met elkaar een gesprek te zoeken, plukten uit interesse of net uit verveling een brochure uit een houder of namen hun telefoon ter hand. Een tijd later gingen de deuren open en schoven we op richting de zaal. Na een klein vraaggesprek over vaste plaatsen, besloten we gewoon ergens te gaan zitten, aangezien we er toch nooit achter zouden komen welke stoelen voor ons waren, die informatie stond immers op de officiële kaartjes, naast de barcode.
Nog aan het nagenieten van de moeizame entree viel het me op dat er bovenaan het podium in grote letters een naam prijkte die ik niet kende. Het leek me een Japanse vrouw. Terwijl ik een verband probeerde te bedenken met Lize Spit of deze boekpresentatie, zat ook Diane te mijmeren bij de gedachte dat dit niet helemaal juist aanvoelde. ‘Voor een blauwe zaal is dit niet echt blauw’, zei ze schamper. Ik gaf haar gelijk, ik kon me niet verstoppen achter mijn licht daltonisme, deze zaal was volledig rood, afgezien van de grijze muren. ‘We zullen toch niet in de verkeerde zaal zitten zeker?’ vroeg ze, maar het klonk eerder als een aha-erlebnis. Haar grootste zorg was ook niet de kleur van de zaal, maar de haar onbekende mensen. Onze beider waarnemingen deed me opstaan en in snelle tred de zaal uitwandelen om me te vergewissen van haar naam. Die loog niet: RODE ZAAL. Ik snelwandelde weer naar binnen om Diane te wenken, zo subtiel als ik kon, als iemand die tevergeefs rent om de trein te halen en dan doet alsof hij toevallig jogde langs de sporen.
In de blauwe zaal kwamen we tot rust. Blauw heeft doorgaans dat effect op mij, maar nu kwam het vooral doordat we in de juiste zaal zaten. Diane kende vele gezichten, de stoelen waren effectief blauw en als ultieme check stak ik het boek in de lucht, zodat het naast de afbeelding van het boek hing dat op een groot scherm boven het podium werd geprojecteerd. ‘We zitten juist nu’, besloot ik droog. De avond kon beginnen. En die begon mooi, met een kwartier gezamenlijk lezen in stilte. Muisstil was het in die zaal, op één vrouw na die beter thuis was gebleven met haar hoest.
Diane had zich nog twee keer verontschuldigd, maar ik vond dat oprecht helemaal niet erg. Gewoon je barcode laten scannen en in de juiste zaal gaan zitten is wat het leven saai maakt. Ik gaf ook toe dat zulke stoten me niet vreemd zijn, dat ik zelf een afwijking heb als het om oriëntatie gaat. Als dit is wat oud worden is, voelt het nu al vertrouwd. Dat vind ik een troostende gedachte.
Achteraf stuurde Diane me dat ik aangenaam gezelschap was en dat we het zeker nog eens moeten over doen. Dat doen we zeker, zei ik, en ik hoop dat we ons dan opnieuw samen oud kunnen voelen.