ik sprak zowaar tot Eenzaamheid
we dronken sap van één citroen
nootjes heb ik wel geweerd
te zout voor mij de binnenkant
ik zei zomaar, ik zwem niet graag
het is me koud al eeuwen lang
de Dode Zee, zij is mij veel te stil
daar drijven echte lijken rond
Eenzaamheid zij lachte luid
ik ken geen water noch geween
mijn enkel oog is altijd droog
het ziet wat gij niet weten kan
kijk naar deze scheve mond
zie hoe stuk mijn lippen zijn
ik heb nog nooit geproefd
van saus of welbereid Geluk
de nadronk van een zure regen
is mij ook volledig onbekend
ik kan je niet echt helpen, vriend
wanneer je zoekt naar zoete Troost
probeer misschien eens ginds
bij moeder wolf met welpen
ligt opnieuw een vers kadaver
besef, het is van de Verslagenheid
of steel wat van het blinde kind
suiker Hoop wanneer het slaapt
zijn mondje heb ik dichtgenaaid
zodat het ‘s nachts niet bijten gaat
Leeuwenhart en Tegenstrijd
onthoud het goed, mijn kameraad
als je weer volop vechten moet
denk dan terug aan dit moment
je moet weer weg best nu
er is voor jou geen toeverlaat maar weet
de ware pracht van Eenzaamheid
ze is enkel door jou gekend
ga langs het wijde land het bos
er is een tak waarop hij zit
de ijzervogel vreest geen tijd
aan hem werd nooit geen roest besteed
vergeet het niet, gij kleine knaap
als hij weerom dat liedje zingt
over kandij en paradijs
negeer hem dan veeleer
loop best voorbij ga door
tot je er komt, het einde
zal je graag ontvangen
kus me dan ik zal er zijn
ook daar en proef ze dan
mijn wangen lippen alles is zo zacht
we zullen op je wachten echt
ik jouw schat de pit ener citroen
houdt zo van Geborgenheid
uit de reeks 'Waanhoop'