Saucijsjes

Proza(c)
31 okt 2013 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket

Brutus reed van een lange dag houthakken terug naar huis. De amper verlichte weg kronkelde zich een weg over de donkere bergpas heen, en onze held moest goed uit zijn doppen kijken om zichzelf heelhuids thuis te brengen. Want daar wachtte zijn dik wijf met pensen.
Ineens zag hij in de verte een figuurtje staan: een lieflijk wit meisje – ze leek wel een elfje. Brutus minderde vaart en stopte vlak naast het kind. Heur haar was stralend wit. Haar ogen konden ijsbergen smelten en de hel doen bevriezen. In haar handen had ze twee ruitenwissertjes.
“Juffrouwtje, wat doe jij hier des nachts langs dit gevaarlijke pad?”
- “Gekke Brutus,” sprak het vrouwtje, “je voorruit hangt vol met modder en duivenkak. Je kunt er haast niet meer doorheen kijken. Hier, aanvaard dit geschenk, en vervolg je weg.” Ze reikte hem de ruitenwissertjes aan.
Brutus wist niet wat hem overkwam. In een opperste staat van ongeloof knipperde hij een paar keer met zijn ogen, en toen hij ze opsloeg was het meisje verdwenen, en de nacht weer donker als de diepste krochten van de zee.
“Fuck maat, ik mag zoveel niet zuipen,” prevelde Brutus. Hij startte de motor en vervolgde zijn weg naar huis. Want daar wachtte zijn mollige vrouwtje met saucijsjes.

Geraakt door deze tekst? Maak het hartje rood of deel de woorden met je vrienden.

Zo geef je mee een stem aan de woorden van deze schrijver.

Proza(c)
31 okt 2013 · 0 keer gelezen · 0 keer geliket