Als een meester schoof de koningin in bogende schreden
Er was geen loper sterk genoeg
De pionnen vloerde ze
De rochade werd gemeden
De ridders steigerden in onbegrip
Torens verkruimelden tot puimstenen
kiezels van een toekomstig verleden
De koning stond daar eenzaam
Zonder excuses, zonder vrienden
Aan het einde van zijn marmeren gang die geen glazen plafond meer kende
Het kenmerk, zo dacht hij, van zijn laatste uur
Maar de koningin draafde achteloos de koning voorbij
Hem matten was nooit haar doel geweest
Haar paarden en bisschoppen liet ze achter,
De gevallen stukken van de koning wogen zwaar op haar geest
Ze wou immers niet laten zien dat ze met koningengeweld had leren praten
Enkel dat ze bereid was, koste wat het kost
Ooit zijn ziekelijk spelbord achter zich te laten.